Dit is allemaal min of meer waargebeurd
Het is nog vroeg in de ochtend, maar toch staat de deur van het huis aan het eind van de weg al op een kier. Of nou ja, min of meer op een kier. Goed beschouwd staat hij niet op een kier, maar gaat hij gewoon niet dicht. Omdat er een schoen tussen ligt. Met daarin een voet die overgaat in een been met daarnaast het andere been dat in een rare kromming ligt. Maar dat zie ik pas als ik het pad opgestapt ben en voorzichtig de deur wat verder open heb geduwd. Ik schrik van de kat die mauwend langs mijn benen een weg naar buiten vindt maar meer nog van het lichaam dat zich bewegingsloos voor mij uitstrekt.
Mijn ogen zoeken naar een plek waar ik het zou kunnen aanraken om te toetsen of mijn eerste gedachte juist is. Mijn blik glijdt over het lange sluike haar dat het gezicht bedekt, over de armen die weerloos terzijde liggen. Handen die vergeefs zoeken naar houvast. Ik probeer te ontdekken of er ergens nog iets klopt, haar pols of halsslagader zou het meest logisch zijn. Maar om dat vast te stellen moet ik over haar heen stappen en dat durf ik niet. Bovendien is dat mijn taak niet; ik ben geen dokter.
Zal ik een hulpdienst bellen? Ik graai al naar mijn gsm. Maar wat als ze niet dood is of bewusteloos, wat als ze alleen maar slaapt? Als ik haar naam wist, zou ik haar kunnen roepen.
En zo blijf ik dus staan, even bewegingsloos als zij.
Ergens achter me hoor ik geritsel in de struiken. Nog voor ik me heb kunnen omdraaien is de kat tevoorschijn gesprongen, in haar bek een aangevreten veldmuisje. Op fluwelen pootjes schrijdt ze naar me toe en legt haar buit voor mijn voeten neer. Haar staart streelt me als ze terug naar binnen springt. Met haar neus tast ze voorzichtig het lichaam af, ruikt aan de hand en geeft met haar rauwe tong een lik.
Er komt beweging in de dood gewaande vingers. Ze aaien het kopje en de kat begint te spinnen.
‘Kom je het vrouwtje roepen?’ klinkt het liefkozend.
Het lichaam rolt zich om en gaat zitten. En kijkt me aan. En schrikt.
‘U zult wel denken,’ brengt ze uit.
Ik ontken het niet.
Ze staat op, slaat het stof uit haar kleren en steekt me haar hand toe.’
‘Ik ben Anneke Rietveld, schrijfster. Voor mijn nieuwe roman wilde ik weten hoe het is om uren op de grond te liggen. Wat je hoort en wat je ziet. En welke gedachten er door je hoofd spoken als je niet weet of je gevonden wordt.’
‘En wat heeft u ontdekt?’ vraag ik dan maar.
‘Nog niets,’ glimlacht ze. ‘Ik ben op tijd gevonden.’
Annetteke, wat een grappige
Lid sinds
13 jaar 3 maandenRol
De opdracht 'wees een
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol
Leuk verhaal, grappig
Lid sinds
10 jaar 11 maandenRol
Dank voor de reacties. Ik was
Lid sinds
10 jaar 6 maandenRol