Wees een sadist / Kroegpraat
Kroegpraat
'Dit is allemaal min of meer waargebeurd.'
Hij stond op, gaf me een zachte klap op de schouder, legde een fooi van twee euro op de bar en liep naar de deur. Lopen is misschien niet de correcte omschrijving. Hij sjokte, zoals ik ooit vroegoude paarden had zien sjokken in een ver land. Paarden die hun hele korte leven lang te zware lasten hadden gedragen. Hij liet me achter met dezelfde vreemde mengeling van medelijden en verontwaardiging die ik had gevoeld toen die wandelende karkassen vol littekens me met hun troosteloze ogen aankeken. De kracht die ze ooit hadden bezeten, die je nu enkel nog in hun schaduw kon herkennen, waarom hadden ze die niet aangewend, ontketend, om hun leidsmannen met een ferme trap af te maken om daarna uit te breken? Waarom hadden ze niet herkend dat ze hun lot, ooit, in eigen hand hadden?
Zijn brede polsen en grote handen die nu de deurklink vastgrepen toonden de fysieke kracht die hij ooit bezeten had. De ingezakte borstkast boven de uitgezakte buik waren niet anders dan de scheuren die je soms ziet in de wanden van oude kazematten; tekenen van de tand des tijds. Maar met een beetje fantasie, of beter inlevingsvermogen, kon je een muur herkennen die ieder geweld kon weerstaan. Vandaar mijn verontwaardiging, mijn woede. Welk gemeen vocht had door de voegen kunnen sijpelen en hem gemaakt tot de ruïne die hij nu was? Klopte zijn verhaal wel? Was hij wel oprecht? Twijfel is de ultieme mest voor woede.
Ik draaide me weer om op mijn kruk en liet mijn hand neerdalen op die van de barman die de munt van de bar wilde pakken.
'Ken je hem? Ken je zijn verhaal?'
Hij keek me strak aan. Koud. Maar er leek iets van warmte te kloppen door het eelt van mijn handpalm. Geen prettige warmte.
Hij trok zijn hand langzaam, beheerst, onder de mijne vandaan.
'Ik ken hem. Mijn vader kende hem ook. Ik ken zijn verhaal en dat van mijn vader. Ze dienden er samen. Ook mijn vader was scherpschutter. Ook mijn vader kreeg dat bevel: niet doden, maar verwonden. Ook hij moest op de buik mikken, op de knie, op de nieren. Doden kun je begraven, die zwijgen, verdwijnen. Gewonden moet je verzorgen, die kermen, demoraliseren. Ze vertelden hen niet dat ze het kermen mee naar huis zouden nemen. Niet als trofee, maar als een loodzware rugzak vol schuld.'
Ik was jong toen, negentien. Een jaar voor mijn eerste uitzending.
Ik loop wat meer voorover nu. De rugzak die ik ooit vrijwillig droeg, ligt op zolder. De last die ik erin liet stoppen voel ik nog steeds, zal ik altijd blijven voelen; het giftige bevel dat ik me liet influisteren, dat ik later uitschreeuwde, verkondigde als een vloek, nadat mijn eerste kameraad gevallen was.
Het evangelie van de oorlog, in een kroeg gehoord, in kroegen te horen, eeuw na eeuw.
Een indrukwekkend verhaal,
Lid sinds
12 jaar 11 maandenRol
Woodpecker, Ja mooi gebracht
Lid sinds
11 jaar 8 maandenRol
Dag Dos, Dank je. Ik had het
Dag janp, Dank je.
Woodpecker, Met bewondering
Lid sinds
14 jaarRol
Dag Cato, Dank je. (Ik
Ik vond je fraai Woodpecker.
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol
Mooi verhaal. Het liet me een
Lid sinds
18 jaarRol
Treurig. Zet mij aan het
Lid sinds
10 jaar 7 maandenRol
@Mili Dank je. Gelukkig
@PetraO Dank je.
@Johanna B. Dank je. Hoezo
grote ellende, klein gebracht
Lid sinds
10 jaar 7 maandenRol
@schrijvenmaar Dank je. Dat