De week schrijfwedstrijd - tweede plaats
Horizon
Door Derko Laan
Ondanks haar woorden en de sneeuw is het vandaag goed om mens te zijn. Ik ben zelfs in staat om te werken. Mijn baantje bestaat eruit om huurauto’s naar klanten te brengen. De buschauffeur die me naar de garage brengt is een lieve man. Hij werkt voor zijn vrouw, de eigenares van de busmaatschappij. ‘Ik heb niets om voor te leven,’ zegt hij met een glimlach.
De sneeuw knalt alles wat ze heeft tegen de voorruit maar de bus laat er niets van merken. Ik voel me goed. Ik had bedacht dat ik er vandaag voorgoed vandoor ga. Ik ben de sneeuw en die vrouw zat. Zodra ik een huurauto krijg die ik mooi genoeg vind, reis ik naar een plek waar het niet sneeuwt. En dan is de auto van mij en zie ik haar en de sneeuw nooit meer terug. Dan reis ik naar de zon, drink in de auto en plas op de vluchtstrook. Dan huur ik een huis aan de kust en eet ik zonder bestek. Dan loop ik ’s nachts door de straten en slaap ik wanneer zij leeft. Dan schilder ik de zee en smeer ik de verf aan mijn broek. Dan dans ik met meisjes voor wie zij zich zou schamen en kus ik de vrouwen die mijn verf aanbidden. Ik zal gewonde vogeltjes opknappen en ze naar mijn wil laten handelen. Ik ga kampvuren oprichten voor mensen die het altijd warmer willen en lees mijn boeken zonder krankzinnig te worden van haar zware adem. Ja, ik zal naakt door mijn blokhut lopen en pasjes doen op de pianotoetsen van de meesters die zij nooit zal begrijpen. Ik zet het hele dorp naakt voor me neer en kras op het papier en hun lichamen tot het houtskool overwint. Ik zal niemand aanspreken die jonger of ouder is en ik ga mijn eigen kerkdienst houden. Ik ga ontbijten met vlees en dineren met bananen. Ik laat mijn haar groeien tot ik geen deken meer hoef en neem pas een bad wanneer mijn huid geen plooien meer vertoont. Ik laat alle vertrekken blauw staan en open nimmer de ramen. Ik zal er een paar jaar wonen en vredig sterven.
Ik stap uit de bus en loop naar de garage. In mijn tas zitten genoeg spulletjes om zeven dagen te overleven. Eenmaal in de showroom begin ik te trillen. Wanneer de monteur opmerkt dat de auto geen winterbanden heeft, waardoor hij me geen sleutels mag overhandigen, haal ik opgelucht adem.