Lid sinds

13 jaar 4 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

De week schrijfwedstrijd - vijfde plaats

24 februari 2014 - 9:55

Brandnetels

Door Frank Stol

Hoe voelt vrijheid? Het is de zevende dag, de laatste dag van de week. Vandaag is het mijn beurt om bramen te plukken in het bos naast de nudistencamping.

Ik ben poedelnaakt, mijn geslacht slingert als een klepel tussen mijn benen, met mijn armen maai ik als een bezetene door de warme voorjaarslucht. De bandeloosheid stemt mij gelukkig. Kleefkruid en doorns. Ik werk me door een haag van stekels en prikkels, voel niets, ben onverwoestbaar. Ik waan me een mythisch dier, mijn tenen klauwen in de losse aarde, ik stamp op varens en onkruid, en onbedoeld vergruis ik een paar slakkenhuisjes. Van dat laatste heb ik spijt. Sorry, slakkenbroeders.

Mireille zou dit nooit goedkeuren. Ze is verkleefd geraakt met materiële zaken, hecht aan kabeltelevisie. Gelukkig is ze hier niet.

Even sta ik stil, snuif de lucht op. De atmosfeer is dik van verstuivende zaden. Er valt zoetigheid te ontwaren. Tegenover mij zie ik de braambosjes waar ik al een half uur naar zoek.

Gescheiden door een falanx van brandnetels. De gekartelde bladeren hunkeren naar de sensatie van een giftige steek. Witte haartjes vol gif. Ze reiken naar voren. Ik zie het te laat, maar ze hebben mij al gevonden. Het brandt, jeukt. Op mijn penis verschijnen bultjes met rode randen. ‘Verdomme.’ Ik laat mijn fruitmandje vallen en begin te krabben.

Dan zie ik haar. Ze kijkt me lachend aan, terwijl ze met een plantje over haar kruis schuurt. Haar blonde haren hebben iets onwerkelijks in dit licht. Ik zou bijna zeggen: iets engelachtigs.

‘Brandnetels?’ Vraagt ze. ‘Jij ook al?’

Ik knik, het schaamrood op mijn kaken. Brandnetels.

De vrouw bukt en trekt een blaadje van een klein, groen plantje. ‘Hier, weegbreeblad. Dat vermindert de zwelling en de roodheid. Je moet het goed inwrijven.’ Ze reikt me het blaadje aan. Even raken onze vingers elkaar.

Ik kneus het blad van de weegbree en wrijf het over mijn geslacht. Met masserende bewegingen. Het schuurt, maar is toch zacht, een beetje verkoelend zelfs. Er gaat iets aangenaams vanuit.

Op dat moment verlies ik mezelf voor een ogenblik. Onder mijn voeten, in de mulle aarde, voel ik de uitdijende kracht van de tijd. Een prikkeling die vanaf de grond door mijn gelederen trekt, en mij en de vrouw terugvoert naar een vroegere periode. Naar een wereld in oervorm, de tijd van steen en speer.

Daar staan we, tegenover elkaar, verslagen door onze lustgevoelens, als Adam en Eva. Naakter dan spieren onder een opengescheurde huid. De zon gloeit, versterkt de tinteling. We moeten iets doen met deze situatie.

Eenmaal terug op de camping nodig ik haar uit voor een kopje brandnetelthee. Dat lijkt me wel passend. Ze moet lachen.

Nog diezelfde avond bedrijven we de liefde. Ze hunkert als een gifplant, is helemaal ontdaan van menselijke prikkels. Het heeft bijna iets dierlijks, zoals ze beweegt. Ze schokt en krimpt en dijt uit, ze is zelf een soort vrijheid.

Bij thuiskomst zwijg ik tegen Mireille, mijn vrouw. Ik mompel alleen iets over vrijheid in gebondenheid.