Zip it! schrijfwedstrijd - tweede plaats
Babbelaars
Door Frank Stol
Amsterdam, 1954
Twee gulden, een vriendelijk verzoek en een kus op mijn wang. Lippenstift verried het landingsplekje van de aanraking. Liefdevol en kort. Moederlijk. Wie zulke kussen krijgt, heeft geen guldens nodig, dacht ik, terwijl ik de voordeur dichttrok.
Ik begon te rennen.
‘Denk eraan’, had ze gezegd. ‘Alleen een onsje zoute drop en niet te lang met meneer Looijmans praten, hij is nog al lang
van stof.’
Ik wist wel beter. Meneer Looijmans, de charmeur, in heel Amsterdam-West heb ik nooit iemand ontmoet die op mijn moeder méér indruk maakte met zijn gladde praatjes dan hij. Zelfs mijn vader niet, al zou ze dat nooit toegeven. Ze was verliefd.
Bij binnenkomst, minuten later, het rinkelen van het belletje bij de deur. Geuren van vanille, van drop en van zuurstokken. Snoep lag in rijen op een schuine toonbank, de blikkerende scheplepels keurig aan de haken.
‘Dag meneer Looijmans.’
‘Dag knul. Ben je daar weer?’
‘Een onsje zoute drop, alstublieft.’
‘Wat heb jij op je wang, knul? Heb jij een vriendinnetje?’ Hij had een vuile lach.
‘Nee.’
Hij snuift en schept.
Mijn ogen verlekkerden zich aan het snoepjesmozaïek, ik fantaseerde erover, hoe mijn handen tijdens een onbewaakt moment vrijelijk door de zoete plakrommel zouden gaan. Suikerkorrels aan mijn vingertoppen, direct gevolgd door de zoete sensatie op mijn tong.
‘Is papa nog veel aan het werk op de scheepswerf?’
‘Nee’, loog ik.
‘Weet je dat zeker, knul?’
‘Ja.’
Hij stopte met scheppen, woog af, schepte er nog een beetje bij, precies goed.
‘Ga je dat allemaal zelf opeten?’
‘Het is voor mijn moeder.’
‘Dat is ook toevallig, ik-‘
‘Kijk!’ Onderbrak ik hem. Ik graaide een handvol roombotersnoepjes met blauwe wikkels uit één van de manden. ‘Alstublieft, meneer Looijmans’, zei ik monter. ‘Babbelaars voor een babbelaar.’
Zeeuwse meisjes glimlachten op de wikkels.