Cocktailschrijfwedstrijd - In Natura
In natura
(door Heleen Croonen)
Je voetstappen galmen tegen de negentiende eeuwse huizen. Je kijkt de straat uit en draait snel je blik over je schouder. Dan neem je een scherpe bocht naar links. Stoepje op, een duw tegen de gelijste deur. Warmte op je wangen, het is gelukt. Een grote kroonluchter schijnt op het bloemetjesbehang, midden in de ruimte staat grote zware tafel met kranten. Een vrouw met een kort pernament en verbeten rimpeltjes rond haar lipppen zit te lezen. Het grote zilveren vraagteken op de kast verraadt dat het een kroeg is geweest. Een museumstuk al bijna, want de tap staat droog, al bijna twee jaar. Het permanent kijkt niet op. Langzaam steekt ze haar duim op naar achter, naar de deur achter de tap.
Het begon met een financiele crisis en eindigde in algehele drooglegging. Drank is ondergronds gegaan, en dat is precies waar je nu heen gaat. Zachte dreunen klinken door de gebloemde muren. Je loopt langs de vrouw en duwt tegen de deur links achter de tap. Ruggen bewegen ritmisch op new wave, en laten korte inkijkjes zien op de betegelde dansvloer, een grote lamp maakt er een terrarium van. Samenzweerderslicht. Je ademt diep de sigarettenrook in, je hart slaat over. Links is de bar, de echte bar. De barvrouw ziet eruit of ze net terug is van een strandvakantie, maar dan met een artistieke bril. Je bestelt een wodka. Nee, je bestelt een bloody mary. Het enige drankje dat ze hebben overigens. Je zoekt in je portemonnee tussen de biljetten en overhandigt twee keer vijftig euro. De barvrouw weert af en mimet met haar diep rood gestifte lippen ‘in natura’. Ze strijkt langs je hand als ze het glas geeft. Het glas is zwaar, een stokje met olijfje hangt over de rand. Je knipoogt, alsof je hier handig in zou zijn. De lobbige drank smeert zich uit over je gehemelte. Onder je tong zuigt de alcohol zich naar binnen, in je opzwellende bloedvaten. Je brein ontvouwt zich als een zeeanemoon die zich veilig waant. Je neuronen wuiven op de muziek.
Je bent getrouwd, weet je dat nog? Nou dan weet je het nu weer. Je gaat dansen. New wave, de vrolijke kant van de melancholie. Je neemt nog een slok. Sluiks kijk je onder je kuif door. Iemand strijkt langs je been, per ongeluk? Dan trekt er een lichte spanning in je middenrif. Speeksel komt uit je wangen. Je bent misselijk. Inderdaad, je hebt frisse lucht nodig. Je glipt tussen de lichamen naar de klapdeurtjes. Je duwt de nooduitang open, een schrale lucht van vergeten afwas, tabak en oude vaatdoeken. En dan, de buitenlucht, tussen vier muren die als soldaten op je neerkijken. Je valt achterover, je billen zakken in een stapel meeverende polyetyleen zakjes. De slangetjes geven zachte prikkels, uit sommige drupt nog wat bloed. Op de etiketten staan de mensen. Je moet hier weg. Een golf uit je maag en je braakt rode vlokken, het lijkt een pudding van tomatenvlees. Als je zou roken, zou je er nu een opsteken. Maar je moet hier weg, nu zeker. De klapdeurtjes slaap tegen je buik, je duwt lichamen opzij. De deur naar de droge tap onder de kroonluchter laat zich moeizaam openen. De straatdeur lokt, maar een getrainde hand grijpt je in je bovenarm. ‘U moet nog betalen.’
Je hoofd is draaierig, je knijpt in je vuist. De gerimpelde mond haalt geroutineeerd de naald uit de houder. Ze klopt stevig op de binnenkant van je elleboog en prikt in een blauwe ader. Je bloed loopt langzaam naar het polyethyleen zakje, dat zich ontvouwt. In gedachte proost je op de volgende klant.