Hoe ga je om, met komma’s?
In een normale, “beschrijvende” zin red ik me er aardig mee (denk ik), maar er zijn voorbeelden waarbij ik ernstig twijfel aan mijn kommagebruik. Wat zeggen jullie van deze (allemaal dezelfde soort zin):
“Nou, Karel, dat had ik niet van je gedacht.”
“Zeg, Piet, wanneer heb jij eigenlijk vakantie?”
“O, Jantje, wat zit je knoeien!”
“O nee, Sofie, dat had je nooit mogen zeggen!”
Of de volgende:
“Het regende pijpenstelen, maar dat deerde haar niet, omdat ze een regenpak droeg.” (2 komma’s?)
“Kom op, zeg, je hoeft niet zo te snauwen.” (Zou misschien als 2 zinnen moeten)
“Als u op tijd van huis gaat, kunt u rustig aandoen, maar vertrekt u te laat, dan moet u zich haasten.” (4 komma’s)
Wie heeft er iets interessants over te melden?
Ik zou het kommagebruik
Lid sinds
17 jaar 10 maandenRol
Ik zou de schrijfwijzer van
Lid sinds
19 jaar 10 maandenRol
Onze Taal zegt hierover: Het
Lid sinds
15 jaar 11 maandenRol
Nog een aanrader: Eten vuren
Lid sinds
19 jaar 11 maandenRol
En nog een aanrader: 'Voor de
Lid sinds
17 jaar 3 maandenRol
Dank je wel voor jullie
Lid sinds
16 jaar 9 maandenRol
Mijn Renkema stamt nog uit
Lid sinds
17 jaar 2 maandenRol
Aha, dus ik moet niet de
Lid sinds
17 jaar 2 maandenRol
Ik doe het al jaren met de
Lid sinds
19 jaar 10 maandenRol
Denise, waarom heb je in de
Lid sinds
17 jaar 10 maandenRol