Booschristelijk | Boerenlomp | Boekjesarm – Utrecht
In tegenstelling tot de meeste schrijvers op dit forum ben ik een beginneling. Nog geen roman geschreven, niet eens tienduizend woorden bedacht, nog geen kladje, geen plot, niet het flauwste verhaalidee. Oké, misschien ben ik gewoon een laatbloeier, ik hoef niet precies te beginnen bij de nul. Ik heb in die vierenhalf jaar tijd hier een paar verhalen en gedichten genoteerd, ik groei dus op SOL en ik heb als twintiger Engels gestudeerd (laatbloeier) met zoveel mogelijk literatuur. Er veranderde ook iets door die reformatorische verhalenwedstrijd (inmiddels dertiger) waarbij ik eindigde in de top-10 met mijn eerste serieuze verhaal (tweeduizend woorden eigengemaakte fictie– al vijf jaar lang mijn PR); in het land der blinden, maar het gemoed deed haar werk. Toen pas dacht ik: misschien toch een soort talent exploreren. En natuurlijk, aan die wedstrijd deed ik niet vanuit het niets mee. Er moet al iets hebben geborreld, ergens in mijn leesarme, aculturele jeugd (Franka, De koene ridder, Michel Vaillant; de bibliobus).
Later las ik Maarten van der Graaff met Wormen en Engelen. Eerst al Franca Treur, aan het begin van de tweede golf Nederlandse literaire geloofsverwerking (de eerste golf was het gemopper en gescheld op de ouderlingen van een Wolkers en een 't Hart). Won die Marieke Lucas Rijneveld vervolgens zelfs een internationale megaprijs, maar aan haar seksuele zelfontdekking kan ik niet tippen – wel ben ik kritisch. Dat soort boeken ging me liggen, door mijn idem dito jeugd (booschristelijk, boerenlomp, boekjesarm). Maar ik kijk verder, als ik tijd heb (kindertjes, Netflix, werk, corona. Netflix.) Klassiekers bijspijkeren op de e-reader (ooit cadeau bij de krant), nieuw werk ontwaren, de Volkskrant spellen, dat ook. Jaloers zijn op die journalisten met hun bagage, soms zelfs al literair doorgebroken. Bert Wagendorp, Toine Heijmans, Sylvia Witteman nota bene, de schmierende Peter Buwalda, Arthur van Amerongen met zijn godsgruwelijk hevige levensstijl. Heel soms sta ik ertussen, met een briefje – mijn meest reële wapenfeit.
Verder ben ik boerenkleinzoon, maar wel degelijk tussen de varkens geboren en opgegroeid en van onze (enorme, agrarische, strenggelovige) familie de pionier geworden in het hoger onderwijs. Er zijn al een paar scheve ogen: mijn naamgenoot, oerboer en politiek hyperactief SGP-oom, mag dan de tachtig gepasseerd zijn; toch kaapt hij schalks al mijn domeinnamen weg.
Wat me ook een beetje hoopvol stemt: intussen werk ik alweer een jaar of zeven als boekvertaler. Ik doe veel fictie, maar het is geen inspirerende, hooggestemde literatuur, want goede smaak verkoopt beroerd en er moet eten op de kinderbordjes en mijn weliswaar begaafde en aantrekkelijke eega werkt zich weliswaar een ongeluk in de kunsten.
Compromisloos eerlijk zijn, een slim plot construeren én piekeren over je stem, je stijl, je inspiratie, je ik, je alles, je altijd. De marketing eromheen, de présence worden die verkoopt. Ik heb heus wat podiumervaring, met muziek. Schrijven is buffelen, een baan erbij. Maar het lijkt me best weergaloos, ergens een niche en je dan zo blijven ontwikkelen. Beetje intellectueel en creatief, wie weet zelfs sociaal, alsnog. Met de minieme kans dat het lukt om door te breken. En anders kan ik altijd nog mijn hele integriteit aan de straat zetten, mijn ziel verkopen aan de 😈 en doorbreken als een Dan fucking Brown.
But seriously. Hier op SOL oefen ik en wen ik een beetje aan het wereldje en aan het hele idee. En het is er best gezellig.
En dat in nog geen 550 woorden, inclusief deze 15, maar exclusief de exuberante titel.