#329 - Het gebroken ijs
Wat als ik er niet was geweest, op die plek, op dat moment? Wat als ik had toegegeven aan mijn weerzin toen ik door het met condens vervuilde keukenraam keek? Had ik, terwijl ik thuis lekker was blijven lezen in de grote fauteuil, een steek in mijn buik gevoeld? Was er kippenvel over mijn armen gekropen terwijl ik een onbeduidende conversatie aan het lezen was en had ik me afgevraagd waarom? Of was je zomaar van deze wereld gegaan zonder dat ik het wist?
Het doet er ook niet toe: ik was er wel. Ik fietste mijn dagelijkse rondje door de polder, ook al vroor het. Mijn ogen traanden, mijn neus liep sneller dan mijn voeten trapten en er leek een zware massa achter mijn voorhoofd te zitten die zich naar buiten wilde drukken. Ik vervloekte mezelf om mijn hardheid: ik moest en zou iedere dag fietsen nu de school dicht was. In beweging blijven. Maar ik was de enige. De lange, kronkelende weg langs de weilanden was leeg. Zelfs de koeien bleven op stal. Het strooizout kraakte onder mijn banden.
Toen zag ik jou op het dichtgevroren riviertje, een zijkanaal van een zijkanaal van de grote rivier de Waal. Lichtjes gebogen, schuifelend. Van achteren keek ik op je: de gevoerde, oranje winterjas, de muts met banen in verschillende kleuren, de rode haren die eronder uitstaken. Net op het moment dat ik je wilde waarschuwen dat het ijs nog te dun was, verdween je uit mijn beeld. Als een lift die plots de geest gaf schoot je naar beneden. Even kringelde het water, daarna was het stil, je riep niet om hulp. De meeuwen bleven rustig op het ijs om je heen scharrelen.
Ik gooide mijn fiets naast me neer en ben in het wak gedoken, zag je jas in de duisternis en greep je middel. Ik weet niet hoe ik het gedaan heb, maar zonder veel inspanning brak ik de ijslaag doormidden en sleepte ik je naar de kant. Met grote ogen keek je me aan, je hoestte water op.
'Ik heb het koud,' zei je, 'zo koud.'
'Ik ook,' zei ik, 'ik ook.'
En we hebben onze armen om elkaar heen geslagen, wangen tegen elkaar aan gelegd, onze benen verstrengeld tot de boer kwam, die alles had zien gebeuren vanuit zijn boerderij. Hij belde 112 dat er twee onderkoelde meisjes bij hem zaten. Het duurde even voor de ambulance arriveerde. Al die tijd hebben we elkaar vastgehouden.
We werden ter plekke nagekeken. Onze ouders kwamen en omhelsden ons bijkans dood. Terwijl we daar stonden in de armen van onze ouders, vonden onze ogen elkaar; ongekend prachtig schitterden de jouwe, alsof het water er nog altijd op lag. En je wangen, die we tegen elkaar gewreven hadden, waren glad als kraakhelder ijs.
Ik weet dat het verkeerd is, maar ik hoopte daar, op dat moment, dat ik je nog eens redden kon.
Lieve Tirza, ik ben blij dat ik je heb leren kennen en dat ik vandaag je vrouw mag worden. Weet dat ik het zijriviertje eeuwig dankbaar ben dat hij voor ons het ijs gebroken heeft.
Heftig, Martijn, en wat een…
Lid sinds
8 jaar 2 maandenRol
Heftig, Martijn, en wat een prachtige slotzin.
Hoi Martijn, een heel mooi…
Lid sinds
5 jaar 7 maandenRol
Hoi Martijn, een heel mooi verhaal met een happy end. Inderdaad mooi einde. Graag gelezen. Tja, een bevroren zijrivier, dat waren nog eens tijden.
Het intro had voor mij iets korter gemogen.
mijn neus liep sneller dan mijn voeten trapten ---- briljant gevonden.
de jouwen ---- de jouwe. (die van jou)
Dag Martijn, Ik heb genoten…
Lid sinds
11 jaar 3 maandenRol
Dag Martijn,
Ik heb genoten van je verhaal.
Net als Fief had ik : mijn neus liep sneller dan mijn voeten trapten, opgeschreven. Mooi gevonden.
'Ik heb het koud,' zei je,' zo koud.'
'Ik ook,'zei ik,'ik ook.'
Knap . Je verwacht een ander antwoord van ik maar neen. Ook de herhaling van ik vind ik super.
Bovendien een verrassend mooi slot.
Dank jullie wel @Gi @Fief en…
Lid sinds
4 jaar 7 maandenRol
Dank jullie wel @Gi @Fief en @wilfried voor jullie mooie commentaren.
Ik zal 'de jouwen' aanpassen Fief, ik dacht dat het misschien zo moest omdat 'ogen' meervoud is.
Naar het begin zal ik ook nog scherp kijken. Misschien kan het inderdaad korter, ik gebruik het begin vaak voor mezelf om in het verhaal te komen.
Hoi Martijn, wauw, wat een…
Lid sinds
7 jaar 10 maandenRol
Hoi Martijn, wauw, wat een verhaal! Ik lees het ademloos, het is spannend en zeker heel ontroerend, met een happy end (daar hou ik van!). Ik geniet ook van je beeldspraken over de snel lopende neus en de lift. De eerder aangehaalde herhalingen doen het hier goed. Dat geldt niet voor 'ik was ik was' in de 1e zin van de 2e alinea, een typo neem ik aan.
Ik heb het met veel genoegen gelezen. Chapeau!
Hartelijk dank, Ton! Typo is…
Lid sinds
4 jaar 7 maandenRol
Hartelijk dank, Ton! Typo is aangepast.
Mooi!
Lid sinds
4 jaar 9 maandenRol
Mooi!
Wat een fijn, verstild…
Lid sinds
6 jaar 7 maandenRol
Wat een fijn, verstild verhaal Martijn. Ik heb het graag gelezen! Door je eerste alinea trek je de lezer het verhaal in, en dat blijft zo tot het einde. Mooi dat beeld van die in elkaar verstrengelde meisjes, wachtend op de ambulance. En je vermijdt clichés in de aantrekkingskracht met deze mooie zinnen; 'Terwijl we daar stonden in de armen van onze ouders, vonden onze ogen elkaar; ongekend prachtig schitterden de jouwe, alsof het water er nog altijd op lag. En je wangen, die we tegen elkaar gewreven hadden, waren glad als kraakhelder ijs. Ik weet dat het verkeerd is, maar ik hoopte daar, op dat moment, dat ik je nog eens redden kon.'
Toch een kleine suggestie; voor mij zouden die laatste twee zinnen niet hoeven, of misschien iets subtieler.
Dank voor jullie reacties, …
Lid sinds
4 jaar 7 maandenRol
Dank voor jullie reacties, @evelien en @lizette. Ik ga er nog eens over nadenken of ik het einde subtieler dan wel natuurlijker aandoend kan maken.