'Weet jij waar Spot is?' 'Ik ben net thuis.' 'Hij moet uitgelaten worden, maar hij is nergens.' 'Ja... buiten misschien.' 'Heb ik al gekeken. Hij is niet in de tuin.' 'De straat op geglipt?' 'De deur zat gewoon dicht.' 'Toen ik binnenkwam stond de deur op een kiertje.' 'Waarom hoorde ik dan wel de sleutel in het slot?' 'Wist ik veel dat de deur open stond.' 'Maar... hoe kan een hond een deur zelf openmaken?' 'Nou... misschien dat je hem zelf hebt opengelaten.' 'O God.' 'Hmhmm.' 'Zou ik dan...' 'Weet ik niet.' 'Als hij vermist is... hij houdt het nog geen drie dagen uit.' 'Je moet niet denken dat het jouw schuld is.' 'Tim, we moeten hem zoeken... Hé, waar ga je naartoe?' 'Ik heb dorst.' 'Je zweet helemaal.' 'Ik moet het ook nog verwerken.' 'Drink je water, we gaan hem zoeken.' 'Wacht nou even.' 'Waarop?' 'Gewoon.' 'Wat nou "gewoon"?' 'Ik...' 'Tim, vertel.' 'Nee.' 'Kom dan helpen zoeken. Dit heeft geen zin.' '...' 'Wat sta je daar nou?' 'Zoeken heeft ook geen zin.' 'Wat bedoel je dáár nou weer mee?' 'Ik... moet je iets laten zien.' 'Wat heb je gedaan?' 'Kom maar mee.' *buiten, op de oprit* 'Kim, zie je daar, die rode vlek op de bumper?' 'Wat is daarmee?' 'Dat is Spot.'