Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Dialoognotatie: zó doe je het goed
Arthur en Eva tuurden peinzend naar het plafond.
‘Wacht, ik heb een idee!’
Wie had er een idee? Arthur of Eva?
Dialoognotatie: best nog wel lastig soms. In zijn nieuwe blog leert redacteur Rob Steijger je aan de hand van voorbeelden hoe je hier goed mee omgaat.
Wie spreekt er?
Aan het begin van een gesprek, of na een onderbreking hiervan, is het vaak nodig het personage te benoemen dat aan het woord is. Dit kun je doen door het citaat (tussen aanhalingstekens) aan te vullen met, of vooraf te laten gaan door de spreker:
‘Wacht, ik heb een idee!’ riep Arthur.
Of:
Eva riep: ‘Wacht, ik heb een idee!’
Als de personages eenmaal met elkaar in gesprek zijn, hoef je niet meer bij elk citaat de spreker te noteren. Door ieder personage zijn eigen alinea te geven (dus alle tekst voordat je op de Enter-toets drukt) blijkt vanzelf wanneer het andere personage het woord neemt, zoals in het volgende voorbeeld:
‘Zullen we zo een filmpje pakken?’ vroeg Henk.
‘Ik wil eigenlijk verder lezen, schat,’ zei Dinie zonder op te kijken van haar boek. ‘Heb hem bijna uit.’
‘Hmm, ik vraag de jongens wel.’ (Henk)
‘Die hebben morgen tentamens, schat.’ (Dinie)
Echter, in gesprekken tussen drie of meer personages kan vroeg Henk, zei Dinie et cetera vaker nodig zijn om duidelijk te maken wie er aan het woord is – tenzij het personage makkelijk te herkennen is aan zijn of haar manier van spreken (‘schat’).
Handeling plus citaat
Een handige manier om duidelijk te maken wie er aan het woord is, is het citaat direct na de handeling van hetzelfde personage te plaatsen, dus binnen dezelfde alinea:
Fred schonk zichzelf nog een koffie in. ‘Jij ook, lieverd?’
In plaats van:
Fred schonk zichzelf nog een koffie in.
‘Jij ook, lieverd?’ vroeg hij/Fred. (Wat overigens niet fout is.)
Dit kun je tevens toepassen in combinatie met gezichtsuitdrukkingen:
Fred trok een vies gezicht. ‘Hoe lang staat die koffie al?’
En:
Fred vloekte binnensmonds. ‘Hoe lang staat die koffie al?’
En:
Fred richtte zich tot Melinda. ‘Heb je er wel een nieuw filter in gedaan?’ (Al is Fred richtte zich tot Melinda en vroeg: ‘Heb je […]’ zeker niet fout; let dan wel op de dubbelepunt na vroeg.)
Bij een gedachte of langere handeling (zeg, meer dan één zin) die aan het citaat voorafgaat, zou ik het citaat wel op een nieuwe regel plaatsen, eventueel aangevuld met vroeg hij/zij:
Fred schonk zichzelf nog een koffie in en moest denken aan hoe Melinda hem vanmorgen had verweten alleen maar aan zichzelf te denken. Dat deed ze de laatste tijd wel vaker, net als zijn moeder vroeger, die […].
‘Jij ook koffie, líéverd?’ vroeg hij.
Ook als je de intentie extra wilt aanzetten kan vroeg hij nodig zijn, als ‘voegmiddel’:
‘Jij ook, líéverd?’ vroeg hij, als om haar van het tegendeel te overtuigen. (Als er maar één ‘hij’ is, hoef je niet telkens ‘Fred’ te noemen.)
Leestekenvolgorde
Dan nog iets over de volgorde van leestekens en aanhalingstekens.
‘In fictie plaats je citaten tussen enkele aanhalingstekens,’ zei Rob. ‘Met de komma vóór het afhalingsteken, evenals het vraagteken, uitroepteken en de punt.’ Na een slok koffie voegde hij daar aan toe: ‘De z in “zei Rob”, hierboven, is trouwens geen hoofdletter, dit zie ik vaak verkeerd staan. Let er ook op dat er geen komma meer volgt na een uitroep- of vraagteken.’
Hij zette zijn lege mok op het bureau. ‘Nog vragen?’
Over de auteur
Rob Steijger werkt als freelance redacteur voor uitgevers als Cargo, Boekerij en HarperCollins, waarvoor hij voornamelijk romans en thrillers redigeert. Daarnaast helpt hij regelmatig zelfuitgevende of uitgeverzoekende schrijvers. Zijn website: www.fzeven.nl
- Login of registreer om te reageren
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Comments
Rob Steijger schreef: ‘In
Rob Steijger schreef:
‘In
Een goede samenvatting. Maar
Een goede samenvatting. Maar
Hoi Menno, dank voor je
Hoi Menno, dank voor je
Hoera, we zijn het dus met
Hoera, we zijn het dus met