#79A - Afscheid ( is niet echt volgens de opdracht, sorry - boven het gevraagde woordenaantal
Hij zit geankerd in mijn hart. Onnoemelijk en daardoor onrustbarend lang. Mijn blik richt zich automatisch op het aarden weggetje waarover stenen her en der verspreid liggen.
Grote delen van mijn leven heb ik hier doorgebracht. Hopen schoenen versleten waaraan de seizoenen waren blijven hangen. Van frisgroene grassprietjes tot verdwaalde roodbruine blaadjes. Glibberig slijk en de grijze brij van smeltende sneeuw. Mijn voeten weten waar naartoe. In elke rollende steen zie ik zijn gelaat. De hoeveelheid stenen en keien die ik hier voor hem had opgeraapt. En waarom?
Ik moet hier weg.
Ik kom voorbij de hoop aarde die met de jaren nog hoger is geworden en overdekt is met mos. Zacht mos dat toen een groene gloed had verspreid over de naakte delen van onze lichamen. Zijn verzameling stenen interesseerde me eigenlijk niet. Banale stenen en keien, koud en onregelmatig van vorm. Minder banaal was de warmte en gladheid van zijn lichaam.
Jaren later moest hij weg voor zijn werk. Het anker dat hij ooit naar mij had uitgeslagen verdween niet. Het begon licht te roesten terwijl ik vol vertrouwen op hem wachtte.
Na maanden kwam hij terug. Met haar. Een indringster.
Ik was kalm gebleven maar mijn lichaam had om hem geschreeuwd. Droge tranen hadden zich vermengd met koelbloedige woede.
Vandaag brandt de zon zijn warmste dag.
Ik kom aan bij zijn ouderlijk huis waar hij is komen wonen na de dood van zijn ouders. De deur van het tuinhuisje staat open, ik hoor hem rommelen. Mijn handen strijken over het verweerde en kurkdroge hout. Blijven rusten op de diepe kerven waar we onze zielen en levens in verweefd hadden. Voor altijd.
“Dag Barbara.” Hij draait zich om, een verbaasde blik is het enige dat ik nu nog krijg. Mijn hand trilt op het hout.
“Het zal de laatste keer zijn dat je het ziet. Ik maak het met de grond gelijk. Meer speelruimte vrij maken voor kinderen.”
“Voor ki…” Een wrange smaak in mijn keel. Mijn ogen zoeken de zijne. Een volwassen man, als was in de handen van die andere. Een nietszeggende, bijna stroeve blik in zijn ogen.
Ik kijk nog één keer naar binnen. Een raampje waar slechts twee handen door kunnen. De vloer heeft nog altijd dezelfde vuilbruine kleur. Een gereedschapskist en afgedankte spullen. Verfpotten vertonen spatten in de kleur van zijn toenmalige slaapkamer. Kartonnen dozen propvol gevuld met stenen en keien. Speelgoed dat nooit zijn weg naar andere kinderen heeft gekend. Basketballen en voetballen.
Toen was het tuinhuisje leger en properder. Hij had me op de vloer ander speelgoed laten zien. Twintig minuten later had ik zonder bitterheid afscheid genomen van mijn maagdelijkheid.
Hij heeft geen oog meer voor me en zoekt verder. Met moeite schuif ik een zware tuintafel zo dicht mogelijk. De deur is eenvoudig af te sluiten met een hendel. De tuintafel gaat nog een halve meter verder. Woest gebonk tegen de deur.
Kurkdroge takken gaan tegen het tuinhuis aan. De zak van mijn short is gevuld met withete woede.
“Scheiden doet lijden. Ik ben niet degene die afscheid neemt.”
Naarmate de vlammen hoger worden, wordt mijn stap lichter. Eindelijk kan ik mijn anker wegwerpen.
@marlie, een echte crimi als
Lid sinds
10 jaar 8 maandenRol
Hij had mij op de vloer ander
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol
@Marlie - je gebruikt veel
Lid sinds
14 jaarRol
Mili, je kan het beschouwen
Lid sinds
9 jaarRol