hoop
Ik word wakker met een onbeschrijfelijk geluksgevoel. In mijn dromen hield Kurt mij in zijn armen. Zijn lippen beroerden zacht als vlindervleugels mijn oogleden, mijn wangen, mijn mond om tenslotte in mijn hals lieve woordjes te fluisteren. Zijn warme adem bereikte mijn oorschelp waardoor ik enigszins opgewonden werd.
Ik kijk mijn slaapkamer rond en langzaam kom ik terug op aarde.
Maar ik zweef nog altijd een beetje wanneer ik met mijn kleine meid van vijf jaar de zonovergoten tuin instap. De lentezon verwarmt mijn huid zonder ze te verschroeien. Rode en gele tulpen wiegen elegant op hun broze stengels. Ze lijken mij te groeten.
Het is lang geleden dat Kurt nog eens in mijn dromen kwam. In het eerste jaar na zijn overhaast vertrek verscheen hij heel regelmatig. Dan werd ik meestal in tranen wakker. Gelukkig was daar Stella, het kind dat Kurtj bij mij verwekte. Door haar en voor haar ging ik verder met mijn leven.
Mijn vader was razend toen ik hem vertelde dat ik zwanger van Kurt was.
Ik zie hem nog zitten, mijn jongen met de stralend blauwe ogen. Op het paard dat hij van mijn vader berijden mocht. Zo gelukkig omdat hij aan de zijde van mijn vader, zijn meester, mee mocht op vossenjacht.
Op die dag sloeg het noodlot toe. Mijn vader heeft mij nooit kunnen vertellen wat er is voorgevallen.
Hij kwam alleen terug, op een brancard. Zonder Kurt. Na een kort verblijf in het ziekenhuis werd hij aan mij toevertrouwd, gekluisterd in een rolstoel. Sindsdien zorg ik voor hem en voor het kleinkind dat hij niet wenste. Verbitterd en zwijgzaam leeft hij zijn moeilijk bestaan. Op zijn schrijftafel staat een foto van mijn moeder, in een zilveren lijst gevat. Daar kan hij uren naar kijken. Soms vraag ik me af hoe mijn liefdesleven verlopen zou zijn als mijn moeder niet zo vroeg gestorven was. Zij had mij wellicht beter ingelicht. Gesproken tot mij als vrouw tegen vrouw, mij waarschuwend voor de gevolgen van een hevige hartstocht. Ik was zeventien. Zou ik naar haar geluisterd hebben?
Stella en ik wandelen de tuin door en komen aan de weide die achter ons huis ligt te dromen. Het enkellange gras is door spikkeld met kleurige voorjaarsbloemen. Vroeger was de weide het domein van mijn vaders paarden. Destijds kwamen ze naar mij toe en bedelden om een lekkernij. Kurt zorgde voor de paarden. Het is daar in die groene weide dat onze liefde even spontaan open bloeide als de voorjaarsbloemen.
Stella huppelt voor mij uit. Dan valt ze op haar knietjes en trekt aan iets dat tussen de grashalmen verscholen ligt. Ik kniel naast haar en samen graven we het op. In onze handen waaraan de aarde kleeft ligt een hoefijzer. Het is geroest en vuil maar door het met een bosje grashalmen te poetsen begint het in de zon te stralen.
"Een hoefijzer brengt geluk, liefje", zeg ik tegen Stella. "We gaan het ophangen boven de voordeur."
Mijn vader kijkt er naar, gromt een paar onverstaanbare klanken maar schijnt het toe te staan.
Ik denk dat alles nog goed komt.
Wat een mooi beschreven
Lid sinds
10 jaar 10 maandenRol
Dramatisch. Ik verwachtte
Lid sinds
18 jaarRol
Ontroerende woorden over het
Lid sinds
12 jaar 11 maandenRol
Goedendag Petrao Dank U voor
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol
Dag Maddbrug, Dank U wel voor
Lid sinds
16 jaar 5 maandenRol