Lid sinds

14 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Perspectief

6 augustus 2010 - 15:17
Hallo, Ik heb een klein probleem. Ik zit momenteel al een paar dagen een verhaal te bedenken in grote lijnen. Het is aardig aan het lukken maar ik weet eigenlijk niet in welk perspectief ik mijn verhaal het beste kan gaan schrijven. Kan ik dan het beste naar het verhaal kijken en dan kijken wat er het beste bij past? Ikzelf heb het niet zo op het ik-perspectief. Volgens mij heb ik ook al gauw de neiging om verschillende perspectieven door elkaar heen te halen. Een mooie winterse avond, sneeuwvlokken dwarrelen naar beneden op de straten. Ramon staat met zijn mok vol chocolademelk voor het raam, hij volgt de sneeuwvlokken die naar beneden gaan. Totaal gefocust op wat hij ziet, hoort hij zijn moeder niet roepen ‘Ramon telefoon voor je!’ Ramon blijft staan en kijkt naar de kinderen op straat. Ze sleeën, gooien sneeuwballen en rollen en tuimelen in de sneeuw. ‘Ramon ene Sjoerd voor je aan de telefoon!’ Ramon kijkt verschrikt op, zijn moeder staat in het gangpad en kijkt hem geërgerd aan. ‘Sta daar niet zo dom, pak die telefoon aan!' Ramon loopt naar zijn moeder toe en pakt de telefoon uit haar hand. 'Met ramon?' Dit heb ik net even snel getypt. Is dit het hij/zij perspectief, of zitten er verschillende perspectieven door elkaar heen? Ik zou graag mijn verhaal, ongeveer zo schrijven, zoals ik hierboven heb gedaan. Maar dan wel met 1 perspectief :p Kan iemand me op weg helpen? Tessa

Lid sinds

17 jaar 11 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
6 augustus 2010 - 15:24
Volgens mij is het alwetend perspectief, want Ramon hoort zijn moeder niet roepen: 'Ramon telefoon voor je!' maar je schrijft het wel op :) Wil je hij/zij-perspectief, dan zou ik die opmerking weghalen en meer inzoomen op de sneeuwvlokken. Wat daar zo boeiend aan is, wat hij erbij denkt, enzo. Zoals je later doet met de kinderen op straat. Lieve moeder trouwens, 'sta daar niet zo dom' :P

6 augustus 2010 - 15:30
Heb je hier iets aan? http://nl.wikipedia.org/wiki/Vertelperspectief Je schrijf volgens mij vanuit een hij/zij perspectief. Ik herken dat omdat je beschrijft dat Ramon iets hoort. Als je personage iets ziet, voelt, ruikt, hoort, etc., schrijf je vanuit die persoon. Je beschrijft geen waarnemingen of gevoelens vanuit Ramons moeder, dus in dit stukje schrijf je alleen vanuit Ramon, gewoon één perspectief dus. Overigens staat er een fout in je stukje.
Totaal gefocust op wat hij ziet, hoort hij zijn moeder niet roepen ‘Ramon telefoon voor je!’
Als je schrijft vanuit Ramon dat hij zijn moeder NIET hoort roepen, kan hij nooit de woorden weten die zij zei, dus moet je die weglaten uit je tekst. Sowieso weet hij dan niet dat ze überhaupt iets geroepen heeft, dus het hele stuk na de komma kan eigenlijk weg. Deze zin is nu eigenlijk vanuit de alwetende verteller geschreven, terwijl de rest hij/zij perspectief is. Onthoud dat je hoofdpersoon geen dingen kan weten die hij/zij niet gehoord/gezien/geroken/etc. heeft! Als je dat moeilijk vindt, kun je beter vanuit de alwetende verteller schrijven. Dit perspectief heeft voor mijn gevoel wel als nadeel dat het een stuk spanning weghaalt. Succes ermee, perspectieven zijn lang niet eenvoudig als je erover nadenkt :P Edit: haha, wat hierboven gezegd wordt, dus. Dat had ik nog niet gelezen.

Lid sinds

14 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
6 augustus 2010 - 16:07
Heel erg bedankt voor de info beiden! Ik denk dat ik toch maar een paar woorden ga schrappen die eigenlijk zeggen dat het een alwetend perspectief is. Sowieso denk ik dat als ik het Alwetend doe, dat er nog meer fouten in komen te staan. (hij/zij perspectief fouten :p) Dat komt doordat ik meestal personen naar voorwerpen laat kijken en er iets over laten denken. Net was je zei Corstiaan, kan ik het gedeelte over die sneeuwvlokken wel wat aandikken. Een mooie winterse avond, sneeuwvlokken dwarrelen naar beneden op de licht besneeuwde straten. Ramon staat met zijn mok vol chocolademelk voor het raam te kijken. Hij volgt de sneeuw vlokjes die naar beneden vallen. Witte kleine vlokjes. Ze voegen zich langzaam bij de rest van het laagje sneeuw. Hij voelt een hand op zijn schouder.Ramon kijkt om. Zijn moeder staat geërgerd met de telefoon in haar hand. 'Het is voor jou.' Ramon pakt de telefoon aan. 'Met ramon?' Ook over dit stukje heb ik zo mijn bedenking. De moeder staat (nog steeds) geërgerd met de telefoon in haar hand. Dat kan toch ook betekenen dat ze ramon wel heeft geroepen, maar hij haar niet heeft gehoord? Het staat dan wel niet in het verhaal, maar kan het dan alsnog? Ze kan natuurlijk sowieso al geërgerd zijn door het een of ander, of dat ze met de telefoon naar hem toe moet lopen :p Tessa

Lid sinds

14 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
6 augustus 2010 - 16:13
Je kunt de moeder natuurlijk ook geërgerd tegen Ramon laten zeggen dat zij hem al heeft geroepen :P
Waarom denk ik daar dan niet aan :p

Lid sinds

18 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
6 augustus 2010 - 21:19
Je schrijft gewoon derde persoon enkelvoud (hij/zij). En personen mogen best over dingen nadenken, hoor. Maar bijpersonen niet te veel; de hoofdpersoon moet natuurlijk het meest 'in beeld' zijn, anders is het geen hoofdpersoon meer ;) .

Lid sinds

14 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
6 augustus 2010 - 21:20
Laat ik nu net een boek hebben gekozen in de bieb, die opdrachten geeft in perspectieven en het verplaatsen in verschillende mensen. Ik heb de opdracht gemaakt en ben niet echt ontevreden over het resultaat. Maar waarschijnlijk heb ik een zwakte in het zien van wat nou echt goed is, en wat weggehaald moet worden. Nou genoeg tijd om dat nog onder controle te krijgen. Ik voel me nu best afhankelijk van mensen in het forum die me moeten helpen, maar ik wil dit toch echt onder de knie krijgen. De opdracht is in het ik-perspectief. Goh, daar heb ik nou net niet zoveel mee van doen. Maar toch is het een goede oefening voor me, om mijn ergste zwakte toch sterker te laten worden. Ik zal de oefening hier neer zetten, in de hoop dat iemand op of aanmerkingen heeft over de perspectieven en/of die nu beter zijn. Als deze oefening fataal is mislukt volgens jullie, heb ik gelukkig nog de rest van het boek dat me kan helpen :P opdracht Schrijf nu een scene waarin verscheidene mensen dingen doen en spreken: 1. vanuit het standpunt van een toeschouwer (kan misschien wel in een hij/zij perspectief , maar heb ik toch niet gedaan) 2. vanuit het standpunt van iemand die geblinddoekt is. Maak in beide versies dezelfde handeling. (de oefening is goed voor als je later een scene schrijft met bijvoorbeeld een blinde erin) de oefening Ik zie twee dansende mensen. De een heeft een glaasje prik vast, dat gewoonweg elk moment over de jurk van de mede danseres kan worden gegoten. Er komt een nieuwe plaat op. Dit keer een meer funky lied. De twee dansende mensen versnellen hun pas. Kleine druppels vallen uit het glaasje van de danser. Ik kijk de andere kant op. Een stel luidruchtige tieners zitten aan de bar , zo te zien met een glaasje te veel op. Mijn oog valt op een jongen met bruin glad naar achteren gekamd haar. Hij treft mijn blik en glimlacht, ik glimlach terug. De jongen went zijn blik af, en begint weer een gesprek aan met een van de mensen aan de bar. Ik hoor een gil, dat afkomstig is van de plek waar ik al eerder heb gekeken. Ik wend mijn blik van de bar af. Ik zie een meisje met een donkerrode vlek op haar jurk. Ik schrik. Maar zie dan opeens de jongen staan die ik al eerder heb gezien, maar ditmaal met een leeg glas. ‘Hallo?’ Ik kijk achterom, recht in de donkerbruine ogen van de jongen, die me net zo vriendelijk had toe gelacht. Hij stopt een glaasje vol met rood spul in mijn hand. Ik kijk naar het glas. Ik glimlach. De jongen begint te dansen. Ik drink snel even wat uit het glas en zet het op de bar. Vastbesloten mijn avond niet te laten eindigen in een besmeurde jurk. versie 2 Ik hoor voetstappen. Veel voetstappen, maar ik richt mijn aandacht op een viertal voeten die redelijk in mijn gehoor bereik ligt. Ik hoor een nieuwe plaat opkomen. De net redelijk rustige voetstappen versnellen hun pas. Ik hoor druppels van een of ander goedje op de grond neer vallen. Drup. Drup. Ik heb niet veel belangstelling meer voor de twee mensen voor me, ik richt mijn aandacht nu op het geluid rond de bar. Redelijk hard geluid van jongeren die naar mijn idee een glaasje teveel ophebben. Ik hoor een geluid dat ik niet meteen kan plaatsen. Het klinkt als het gooien van drank op een ander. Vlak nadat ik het geluid heb waargenomen, hoor ik een gil. Ik glimlach. Net wat ik dacht. ‘Hallo?’ een geluid van dichtbij. Ik draai me om naar de plek waar ik denk dat de persoon staat. Ik voel dat de jongen een glas in mijn hand schuift. Kan ik het vertrouwen? Ik trek een vragen gezicht. Ik hoor de jongen zijn keel schrapen en zeggen : ‘Wat is er? Het is gewoon frisdrank?’ Ik glimlach. Ik hoor de voetstappen van de jongen die passen bij de maat van de muziek. Ik ruik even snel aan het glas en drink er dan wat van. Ik zet een paar voorzichtige stappen naar de bar en zet dan het glas erop. Ik glimlach. En strijk met mijn hand over mijn jurk. Die blijft kurkdroog. best wel moeilijk je te plaatsen in iemand die blind/ een blinddoek draagt. Maakt de opdracht er niet gemakkelijker om. Des al niet te min leek het me een goede oefening. Iemand die hier iets over kwijt wilt? Tessa

Lid sinds

18 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
7 augustus 2010 - 12:03
Vooruit, iets korts dan: In het tweede deel, waar je 'blind' bent, gebruik je meer zintuigen. Ruiken, over je jurk strijken. Probeer dat altijd te doen. Dus niet alleen horen en zien, maar ook voelen, gevoel van binnen, aanvoelen van dingen, ruiken, proeven. Dat maakt een personage levendiger. En niet te veel over perspectief piekeren. Schrijf er gewoon eens een flink stuk op los, dan zie je vanzelf wel wat voor jou het beste werkt.