Waar bevindt de ik-persoon zich?

Ik ben eigenlijk benieuwd of de onderstaande omschrijving weergeeft wat ik duidelijk wil maken. Graag zou ik willen horen waar jullie denken dat de ik-persoon meestal naar toe gaat als ze bij opa en oma is. “Dennis en ik gaan heel vaak naar opa en oma toe. We gaan dan meestal naar een vriendin van opa en oma. Die vriendin heeft een heel groot huis waar altijd veel mensen zijn. Er staat ook harde muziek aan. Dennis en ik zitten dan op een bankje speciaal voor kinderen en dan kriebel ik aan het been van oma. Oma kan helemaal niet tegen kriebelen en dan komt ze me altijd vangen, dat is leuk!” “Oma kriebelen aan haar been, zie nou wel dat jij een deugniet bent! Maar hoe kan jij oma kriebelen aan haar been als jij op een bankje zit? Waar zit oma dan op?” “Op een hoge stoel. Alle andere mensen zitten ook op een hoge stoel en ze kijken allemaal naar de vriendin van oma. Die vriendin geeft steeds drinken aan die mensen en ze lacht ook veel. Dennis en ik krijgen altijd ander drinken. Oma gaat vaak dansen en muziek maken met de meneren die daar zijn, soms mag ik mee doen. Als ik heel moe ben ga ik gewoon slapen op dat bankje totdat oma mij wakker maakt.” “Komt die vriendin ook wel eens bij opa en oma?” “Nee, dat niet.