Afbeelding
Pexels
Pexels
Een verhaal zonder dialogen kan al snel vlak en afstandelijk overkomen. Dialogen voegen dynamiek aan een verhaal toe. Tegelijkertijd wekken ze personages tot leven en verduidelijken ze situaties. Maar hoe schrijf je een goede dialoog? En waarmee moet je rekening houden als je dialogen schrijft voor kinderen?
Dialogen in verhalen hebben verschillende functies. Een belangrijke is dat ze informatie over de hoofdpersonen geven. Dialogen laten namelijk zien hoe personages spreken en wat ze denken. Wat personages zeggen en de manier waarop ze dit zeggen, onthult veel over hun persoonlijkheden. Dialogen geven de lezer een completer beeld van de personages.
Een andere functie van een dialoog is dat deze een lezer informeert. Bijvoorbeeld over belangrijke ontwikkelingen in het verhaal. Via gesprekken kunnen personages nieuwe informatie delen, beslissingen nemen of conflicten onthullen. Hierdoor wordt de plot verder ontwikkeld. Maar dialogen kunnen ook goed de stemming van personages laten zien, of de relatie tussen gesprekspartners duidelijk maken.
'Ik ben zo ontzettend kwaad!", schreeuwt Elisa terwijl ze secuur haar nagels vijlt.
Klinkt deze zin logisch? Niet echt. Als Elisa echt kwaad was geweest, zat ze waarschijnlijk niet rustig haar nagels te vijlen. Wat iemand zegt, is belangrijk. Maar hoe iemand iets zegt en wat diegene doet terwijl hij of zij iets zegt, is ook belangrijk. Het gaat om communicatie en non-verbale communicatie, dus. Vaak is lichaamstaal onbewust en zegt het nog meer dan uitgesproken woorden.
Het schuim staat haar op de mond. 'Wat een idioot!", schreeuwt Elisa. Ze smijt haar nagelvijl tegen de muur.
Een dialoog kan op verschillende manieren geschreven worden. Bijvoorbeeld zo:
"Ik ben moe."
"Ik ook. Ik ga naar bed.”
"Dan ga ik ook maar.”
"Slaap lekker.”
"Tot morgen.”
Een beetje een suffe dialoog, vind je niet? Daarnaast is niet echt duidelijk wie wat zegt. Als schrijver kun je ervoor kiezen woorden toe te voegen die duidelijk maken (of: nog duidelijker maken) wie er spreekt.
"Ik ben moe", zei Bink.
"Ik ook. Ik ga naar bed", antwoordde Hanna.
"Dan ga ik ook maar", zei Bink.
"Slaap lekker", zei Hanna.
"Tot morgen", antwoordde Bink.
De dialoog is nog steeds niet zo fraai. De woorden 'zei' en 'antwoordde' worden vaak herhaald. Probeer te variëren. Iemand kan niet alleen iets zeggen of vragen, maar ook fluisteren, schreeuwen, toegeven, zuchten, verklaren of opmerken. Ook kan je, voor de afwisseling tussendoor, een handeling beschrijven.
"Ik ben moe", gaf Bink toe.
"Ik ook, ik ga naar bed", antwoordde Hanna.
Bink gaapte. "Dan ga ik ook maar.”
"Slaap lekker." Hanna zwaaide.
"Tot morgen", zei Bink terwijl hij de trap op liep.
Dialogen in boeken voor volwassenen kunnen vrij ingewikkeld zijn. Ze kunnen over diepere thema’s en moeilijke emoties gaan. Ze kunnen ook serieus of ironisch zijn. In kinderboeken zijn dialogen vaak eenvoudiger en duidelijker, zodat ze passen bij de ontwikkeling en de belevingswereld van kinderen. Gesprekken gaan vaak over herkenbare dingen (vriendschap, avontuur en simpele problemen) en hebben een luchtige en speelse toon. Ook is er meer ruimte voor humor en fantasie.
Ervaren redacteur Maria Genova deed voor Schrijven Online meer dan dertig manuscriptbeoordelingen. Lees haar tips in het komende nummer!
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Mariken Heitman geeft tips! Meld je aan en ontvang dit nummer.
Topauteur Herman Koch geeft naar aanleiding van het verschijnen van zijn nieuwe boek advies aan jonge schrijvers. Meld je aan!
Dit nummer niet missen? Neem vóór 24 januari 23:59 u. een abonnement dan ontvang je dit nummer!