Schrijfproblemen en de oplossingen

Iedereen maakt fouten, dus schrijvers ook. En dat is niet erg. Maar fouten moeten wel opgelost worden, want zo niet, dan heb je vrijwel altijd een probleem; je lezer snapt je verhaal dan misschien niet, vindt je boek daardoor toch niet zo leuk als hij/zij* had verwacht, en legt het weg.

Zonde.

Dus lees je boek kritisch door, maak aantekeningen van problemen en los ze op.

Hier vind je drie vaak voorkomende problemen en hoe die op te lossen.

Het thema van je boek is onduidelijk

Dat kan gebeuren als je het thema dat je verhaal moet dragen, niet goed hebt doordacht en er pas later aan denkt. Als je dan tussendoor of zelfs pas bij het einde van je schrijfwerk een thema bedenkt, loop je het risico dat er diverse delen in je boek niets met dat thema te maken hebben. Je boek wordt dan een groep losjes aan elkaar hangende stukken tekst. Geen cohesie, niet boeiend, en onduidelijkheid waar het verhaal nou eigenlijk om gaat.

Hoe los je dat op?

Voorkomen is beter dan genezen, dus zorg, voordat je begint te schrijven, ervoor dat je het duidelijk maakt wat het overall thema is, en hou dat thema steeds voor ogen bij de worstelingen van je personages en andere gebeurtenissen.

Oké, zeg je, maar wat als ik al veel geschreven heb – of zelfs het boek dacht af te hebben? Lees je boek dan door en kijk wat je met de niet-relevante delen en personages kunt doen. Zijn ze toch ergens voor nodig, ook als dat niet thema-gebonden is, bijvoorbeeld als een tegenwerker van je protagonist? Herschrijf dan hun acties zodanig dat het wél thema-gebonden is. Zijn er personages die er maar voor een of twee taken bestaan? Kijk dan of je die taken naar essentiële personages kunt overhevelen en haal de overtollige personages eruit.

Een niet-relevante backstory

Een backstory – de achtergrond van je verhaal – is nodig om je lezer je verhaal te laten begrijpen. Het verleden van je personages heeft invloed op het verhaal dat je boek vertelt. Dat betekent niet dat je een backstory per se moet vertellen als een voorafgaand verhaal, bijvoorbeeld als een proloog; want je kunt deeltjes uit het verleden op verschillende plekken in je verhaal waar ze nodig zijn laten terugkomen. Dat kan in flashbacks, maar ze kunnen ook terugkomen in bijvoorbeeld dialogen.

Maak van je backstory geen verhaal met diverse niet ter zake doende stukken; die hebben niets met je boek te maken. Beperk hem tot de delen die relevant zijn voor je verhaal. Als je je backstory op zich een leuk verhaal vindt en zonde om niet te gebruiken, maak er dan een apart boek van. 

Wie is de protagonist?

Je kunt diverse belangrijke personages in je boek hebben, maar er is maar één de protagonist. De protagonist is de spil van het verhaal, degene die het verhaal maakt; zonder hem of haar geen verhaal. De plot draait om hem (al hebben andere personages daar ook een rol in) en het belangrijkste conflict in de plot is dat van de protagonist. Als je een of zelfs meer andere personages zo nu en dan de protagonistenrol laat nemen, krijg je een onduidelijk, rommelig verhaal.

Als je voordat je begint met schrijven een verhalenstructuur opstelt, geef dan aan wie de protagonist is bij de plot, het conflict, de climax; overal waar dat essentieel is.

Was je al bezig met schrijven, lees je tekst dan door en check of de protagonist overal aanwezig is waar het moet.

Veel succes en schrijfplezier met het corrigeren waar nodig!

* Voor ‘hij’ en dergelijke kun je ook andere genders lezen.