Afbeelding

handen

Unsplash

Nagelbijten

Tekst: Anke van der Kind

Het adagium “Show. Don’t Tell,” ooit een goed bewaard literair geheim van de smid, is inmiddels gemeengoed. Terecht. Een lezer die de emoties van de hoofdpersoon als het ware meebeleeft, leest dóór, en daar doen we het voor.

Toen het “Show. Don’t Tell” beginsel eenmaal door alle aspirant schrijvers omarmd was, werd het in plaats van een schrijfadvies langzaamaan een ijzeren wet. Al te rigide toegepast kan het echter ook gekunsteld proza opleveren of alleen averechts werken omdat het de actie vertraagt. Inmiddels is het nieuwtje eraf en weten we dat een beetje nuance op zijn plek is. Soms is een goed gekozen beschrijvend woord afdoende. Soms hoef je niet per se te benoemen dat iemand rood aanloopt, in het rond begint te spugen en zijn vuisten balt, maar kun je volstaan met te zeggen: hij werd witheet. En bovendien, ook tonen is beschrijven. Tenslotte heeft een schrijver niets anders om mee te werken dan woorden—geen violen, geen ondergaande zon, geen traan die over een wang biggelt.

Het tonen door middel van woorden is zo eenvoudig nog niet. Hoe ga je te werk? Welke middelen staan je ten dienste? In dit soort gevallen is het altijd handig om de kunst af te kijken bij een bewonderde auteur. Mij als lezer brak bijvoorbeeld het angstzweet uit bij het lezen van een scène uit De Huisgenoten van Sarah Waters. In de betreffende scène slepen twee vrouwen de echtgenoot van één van hen, die ze zojuist min of meer per ongeluk vermoord hebben, vanuit het huis de tuin in. Ik heb de passage nog eens gelezen, nu met wat meer afstand, om te kijken of ik kon achterhalen hoe dat bloedstollende effect nu eigenlijk bereikt wordt. Om te beginnen is het een heel lange scène, pagina na pagina gaat het maar door. Er zijn veel zintuiglijke details—geluiden (alles ploft, gromt, zucht en reutelt), geuren (kolenhaarden, schoorsteenrook) en kleuren (vooral rood, van al het bloed). Veel aandacht wordt besteed aan het (gebrek aan) licht, de duisternis is “dicht” en “volkomen” en “ondoordringbaar,” maar soms is er schemer, er zijn schaduwen, er is nevel en schoorsteenrook, de lucht is vochtig. Zo wordt een sinister decor opgebouwd. Het gewicht van het lichaam wordt invoelbaar gemaakt door het steeds te vergelijken met andere zware dingen: een zak meel, een kool in een boodschappennet, een zak aardappels, een rol nat tapijt. Zo blijven we ons bewust van het enorme gewicht dat de vrouwen torsen. De beschrijving van de vermoeidheid en paniek is beeldend—de vrouwen zweten en zwoegen en snakken naar adem, hun spieren trillen, hun schouders voelen aan alsof ze ontwricht zijn. Ze worden voortgejaagd door de angst gezien en ontdekt te worden terwijl de tijd hen dreigt in te halen, iets waarvan we ons als lezer bewust worden door de goed gedoseerde verwijzingen—de klok tikt meedogenloos voort, het was “al kwart voor tien,” etc. Als één van de vrouwen even haar ogen sluit, blijken er zomaar minuten te zijn verstreken. Schiet op, denkt de lezer. Schiet in Godsnaam op!

Samenvattend zijn het vooral de minutieuze beschrijving en de veelheid aan (zintuiglijke) details die de scène zo beeldend en krachtig maken. Tonen en beschrijven worden afgewisseld, maar dat ik tijdens het lezen mijn nagels afbijt is te danken aan het feit dat ik het hele tafereel voor me zie alsof ik naar een film kijk.

Ik vond het erg nuttig om een passage eens zo te analyseren. Nu nog proberen om dat wat voor mij als lezer kennelijk werkt, ook in mijn eigen verhalen toe te passen.  

Techniek

Comments