Afbeelding
Marten Hoekstra. Foto door Sanne Houkes
Marten Hoekstra. Foto door Sanne Houkes
De benedenzaal van het eerbiedwaardige Arti et Amicitiae puilt uit. Centraal voor het podium rechte rijen vol toehoorders, daarnaast een massa schots en scheef geplaatste klapstoeltjes. Het is niet genoeg: de mensen zitten tot in de vensterbanken. Op het podium een discussie met redactieleden van Das Mag, van De Gids en van Terras en Revisor.
De Schrijversvakschool is ook gewoon een school, met vakken, huiswerk, schoolvakanties, semesters en tweemaal per jaar een afsluitende bijeenkomst waarop een lichting studenten afstudeert en een borrel wordt gedronken. De ideale gelegenheid voor een literair evenement voor de hele school. Vorige keer was dat een lezing van P.F. Thomése, eerder al een presentatie van regisseur Rudolf van den Berg, een masterclass van Renate Dorrestein en nu dus aandacht voor het literaire tijdschrift.
De zaal luistert vol verwachting; er zijn er zeker bij die op de gouden tip tot plaatsing in zo’n blad hopen, maar al bij de introductie wordt die verwachting meteen gesmoord: daar gaan we het vandaag niet over hebben.
Literaire tijdschriften zijn een hele hoop. Voor de lezers zijn ze leuk, leesbaar, gevarieerd, toegankelijk, voor schrijvers een proeftuin, voor studenten als wij misschien een opstap. Maar wat dit soort tijdschriften niet zijn, is goed in het bereiken van de lezers.
Als ik mezelf -met enige gêne- als voorbeeld mag nemen: nadat ik op de middelbare school een enkele keer Bzzletin kreeg en las heb ik nauwelijks nog een literair tijdschrift ingezien. Eigenlijk vreemd, want ik lees en koop veel: tijdschriften, boeken. In potentie ben ik dus een lezer van deze tijdschriften. Ter verdediging: ik ben hierin niet uniek, want oplages van de literaire tijdschriften halen het niet bij die van boeken, ze liggen niet in stapels bij de kassa’s van boekhandels, niet in de kiosken op stations.
Stiekem vind ik dat onterecht. Sinds kort. Vorig jaar kocht ik voor het eerst een aantal literaire tijdschriften, en telkens vond ik de afwisseling, de kwaliteit, de nieuwe dingen die ik ontdekte een feest. Ik kon niet verzinnen waarom ze zo weinig gelezen worden. De bladen zouden iedereen die leest moeten aanspreken, iedereen die schrijft zou ze eigenlijk moeten lezen.
Op het podium neemt Dirk van Weelden van De Gids ondertussen uit enthousiasme bijna de leiding van de discussie in handen. Hij wijt het aan afbrokkelen van de klassieke aandacht voor literatuur in onderwijs en media dat de lezers de weg naar de literaire tijdschriften niet weten te vinden. Das Mag, bij monde van Toine Donk, stelt dat het tijdschrift dan maar naar de lezers toe moet komen. Met hun website, hun bundeling met NRC-Next en vooral met hun leesclubs doen ze precies dat, en met succes.
Niet alleen voor alle lezers, maar ook voor schrijvers zijn de tijdschriften interessant. Een verhaal of gedicht naar zo’n blad sturen is laagdrempeliger dan een boek of bundel naar een uitgever. Er wordt, begrijp ik, vaak intensief geredigeerd en samengewerkt. Dat lijkt me leerzaam voor ontluikende auteurs, inspirerend voor gevorderde.
Wanneer ik de lijn doortrek kom ik van leesclubs vanzelf op het idee van een schrijfclub. Voor nu vervult de school die rol voor mij, maar dat houdt een keer op. Behoefte aan feedback, stimulans, discussie, nieuwe ideeën zal altijd blijven. Het klinkt als een mooi perspectief me bij zo’n club aan te sluiten, of er met gelijkgestemden een oprichten.
Na afloop van de discussie, bij de borrel, bedenk ik dat die clubs er eigenlijk al zijn. Online zijn er diverse initiatieven om mensen die schrijven, of schrijven willen, bijeen te brengen. Maar de overtreffende trap van schrijfclubs heb ik net in actie gezien, dat zijn de redacties van literaire tijdschriften.
Marten Hoekstra studeert Proza aan de Schrijversvakschool, hij hoopt in 2015 zijn studie af te ronden. Tot die tijd zal hij regelmatig bloggen en zo een blik achter de schermen van de opleiding geven.
Leesblokken op de Schrijversvakschool zijn ook toegankelijk voor cursisten en iedereen die de opleiding afrondde (beperkt plaats). Ze zijn er in de smaken proza, poëzie, toneel, essay, scenario en kort verhaal en worden vijf keer per jaar op een donderdagavond gehouden (de eerste op 14 november). Voor meer informatie: zie de site van de Schrijversvakschool.
Anya Niewierra schreef geschiedenis: met 5 boeken op de bestsellerlijst. Wat is het geheim van de auteur van De camino?
Dit nummer niet missen? Neem vóór 15 november 23:59 u. een abonnement dan ontvang je dit nummer!
Sommige schrijvers tikken moeiteloos heel wat woorden weg in korte tijd. Hoe doe je dat zelf?
Kathy Mathys hoopt dat je van herschrijven gaat houden met haar handige tips.
Dit nummer niet missen? Neem vóór 15 november 23:59 u. een abonnement dan ontvang je dit nummer!