Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Het onaannemelijke aannemelijk maken
Dit is een overzicht van elf werken die ik in december 2012 uit mijn boekenkast trok om een beeld te krijgen van de wijze waarop door succesvolle auteurs (buiten het fantasy genre) met het bovennatuurlijke of onaannemelijke wordt omgegaan. Representativiteit heb ik niet nagestreefd, een grote spreiding qua bedoeling en aanpak van auteurs wel. Al loop ik hier niet met mijn eigen mening te koop, persoonlijke interpretaties zijn niet te vermijden. Mijn doel is vooral om te zien op wat voor manieren schrijvers onaannemelijke dingen min of meer aannemelijk, verteerbaar of spannend proberen te maken. Dit als research voor het boek dat ik momenteel aan het schrijven ben.
De bevindingen zijn opgedeeld in elf kopjes en een conclusie, die je met de volgende links gemakkelijk kunt bereiken:
- Nikolaj Gogol: De Neus
- Franz Kafka: De Gedaanteverwisseling
- Hubert Lampo: De Komst van Joachim Stiller
- Hella S. Haasse: De Meester van de Neerdaling
- Harry Mulisch: De Ontdekking van de Hemel
- Gabriel García Márquez: Over de Liefde en Andere Duivels
- Paulo Coelho: De Duivel en het Meisje
- Dean Koontz: Odd Thomas
- Stefan Brijs: De Engelenmaker
- José Rodrigues dos Santos: De Godsformule
- Stephen King: Duma Key
- Conclusies
Nikolaj Gogol: De Neus (1835, in 1842 in de Peterburgse Vertellingen)
Gogols bizarre verhaal over majoor Kovaljov, die op een dag wakker wordt zonder neus (of litteken). In een voorbijganger herkent hij zijn eigen neus. Die neus wordt aangehouden, net als de barbier Ivan Jakovlevitsj, die verdacht wordt van het afsnijden ervan. De neus wil bij majoor Kovaljov echter niet meer blijven zitten. Op een dag zit de neus echter ineens weer op zijn plek.
Geschreven in de derde persoon, verleden tijd, met wisselend perspectief.
Hoe probeert Gogol het gebeuren aannemelijk te maken? Wel, hij probeert het niet! Aannemelijk maken lijkt in het geheel niet de bedoeling van deze auteur, die volgens Nabokov iets met neuzen had. Het verhaal lijkt vooral een frivole fantasie over het belang van onze neus. Gogol neemt niet eens de moeite om duidelijk te maken hoe wij het ons moeten voorstellen: een neus die in een goudbestikt uniform over straat gaat. Het bizarre mag hier dus bizar blijven.
Er zit veel humor in het verhaal en – mede daardoor – nauwelijks spanning. Maar dat was ook niet de bedoeling.
Franz Kafka: De Gedaanteverwisseling (1912)
Beroemd verhaal over Gregor Samsa, die als handelsreiziger de rest van het gezin onderhield, maar op een ochtend in bed ontdekt dat hij in een keverachtig wezen is veranderd. Het is volstrekt onduidelijk hoe dit heeft kunnen gebeuren. Communiceren met zijn ouders, zijn zuster en de werkster blijkt niet te kunnen, alleen rondkruipen en ontzetting inboezemen. En proberen te overleven, ook als zijn vader hem op een kwetsbare plek zwaar verwondt door met appels te gooien. Men weet niet dat Gregor alles verstaat. Als men hem dood wenst, is het vlot gedaan met Gregors bezwaarde leven.
Geschreven in de derde persoon, verleden tijd, met het perspectief van Gregor (tot zijn dood).
Hoe probeert grootmeester Kafka het gebeuren aannemelijk te maken? Hij start er onmiddellijk mee: door de menselijke ervaringen en emoties van het ongedierte uitgebreid te beschrijven. En door alleen Gregors waarneming toe te laten waar het gaat om de poging tot overleven en om het emotionele lijden van de overige huisbewoners. Gregor komt veel menselijker over dan zijn gezinsleden. Zo slaagt Kafka erin de lezer in de huid van het ‘monster’ te laten kruipen. Treffend en pijnlijk is de overgang van de beklemming van de gezinsleden naar frisse opluchting als Gregor gestorven is en eindelijk opgeruimd kan worden.
Dit verhaal toont de kracht van perspectief.
Hubert Lampo: De Komst van Joachim Stiller (1961)
Klassiek voorbeeld van het Nederlandse magisch realisme. Journalist Freek Groenevelt krijgt in Antwerpen een reeks geheimzinnige boodschappen van Joachim Stiller, dwars door de tijd heen. Een oude brief van Joachim Stiller wordt bezorgd, een 16e-eeuws boek van een gelijknamige schrijver duikt op, net als de herinnering aan een gesneuvelde gelijknamige soldaat uit de Tweede Wereldoorlog. Er ontstaat een gerucht over het einde der tijden, Groenevelts vriendin blijkt zwanger. Als de gesneuvelde soldaat Joachim Stiller uiteindelijk ten tonele verschijnt, wordt deze prompt overreden, waarna zijn stoffelijk overschot op de derde dag op miraculeuze wijze uit het ziekenhuis verdwijnt. Joachim Stiller blijft in nevelen gehuld. Het schijnt dat de schrijver tijdens het schrijven gegrepen werd door het Messias-archetype, hoewel Stiller niet erg als een Messias overkomt.
Geschreven in de eerste persoon, verleden tijd, met het perspectief van Freek Groenevelt.
Hoe slaagt Lampo erin om het bovennatuurlijke verteerbaar te maken? Door geheimzinnige voorvallen te kiezen die appelleren aan archetypen en deze subtiel te laten plaatsvinden in een zo realistisch mogelijke omgeving. Duidelijkheid hoeft er niet te komen.
Hella S. Haasse: De Meester van de Neerdaling (1973)
In het eerste deel van deze beknopte roman denkt een vrouw na de Tweede Wereldoorlog de duivel op het spoor te zijn, die haar broer Andries in het ongeluk gestort zou hebben. Omdat ook het neefje waar zij voor zorgt, met de bedrieglijke en listige man (Edmond) in contact is, laat zij het neefje in een internaat opnemen en probeert zij de belager te bestrijden. Als Edmond zichzelf in koelen bloede doodt, krijgt zij de schuld en belandt in een inrichting, waar zij haar relaas aan het papier toevertrouwt. In het tweede deel, veel later, is de neef met zijn vrouw in Venetië om de koffer te zoeken waar de vrouw uit het eerste deel steeds over zeurt, na haar Italiaanse zoektocht naar de duivel. Zij komen in contact met een jongeman, die tante gekend heeft. De neef verdwijnt en zijn echtgenote gaat alleen op zoek. Als zij de koffer vindt, met een beschadigd manuscript erin, blijkt zij te zijn opgesloten en blijft de lezer met de vragen zitten
Het eerste deel is geschreven in de eerste persoon, verleden tijd, met het perspectief van de vrouw die in een psychiatrische inrichting haar lotgevallen beschrijft. Het tweede deel in de derde persoon, eveneens verleden tijd, met een alwetend perspectief.
De auteur, die op zich niets beweert, laat veel onduidelijkheid groeien, bijvoorbeeld over de vraag of de ik-figuur uit het eerste deel de bron van het kwaad inderdaad op het spoor was óf de werkelijkheid volkomen verkeerd interpreteerde, anderen en de lezer meeslepend. Het zijn de voortdurende twijfel, de subtiliteit van de aanwijzingen, de vervlechting van de twee delen (de koffer met het manuscript) en het appelleren aan het archetype van het (listige) kwaad, die zo effectief ruimte laten voor een duivelse interpretatie.
Harry Mulisch: De Ontdekking van de Hemel (1992)
Grootse roman van 900 pagina’s. Vanuit de hemel wordt besloten om een menselijke gezant op aarde geboren te laten worden en het wordt zo in elkaar gestoken dat de gezant uit een zware kluis in het Vaticaan de stenen tafelen kan weghalen en kapot gooien, zodat de woorden terug kunnen keren naar de hemel, als reactie op de hemelse constatering dat de mens het allemaal zelf wil uitmaken na het pact dat Francis Bacon met Lucifer heeft gesloten. God heeft zich teleurgesteld teruggetrokken. Een engel laat (soms dodelijke) gebeurtenissen op aarde plaatsvinden om het doel te bereiken. De gezant is Quinten Quist, de zoon van Ada Quist-Brons en (stiekem) Max Delius, dus niet van Onno Quist. Dit is onderdeel van het plan van de engelen. Tegen het einde wordt het verhaal een pageturner. Quinten vindt de stenen tafelen, gooit ze kapot en wordt in de hemel opgenomen.
Grotendeels geschreven in de derde persoon, verleden tijd, met een wisselend perspectief. De engelendialogen zijn afwijkend.
Mulisch weet de lezer vooral te boeien door de kosmische rijkdom van wat er allemaal aan de orde komt. Het bovennatuurlijke is steeds met een knipoog, al heeft het einde veel weg van een religieuze thriller. Ook in dat spannende einde blijft de rijkdom van Mulisch’ wereld overeind.
Gabriel García Márquez: Over de Liefde en Andere Duivels (1994)
Deze beknopte roman beschrijft het lot van het meisje Sierva María ergens in een Zuid-Amerikaans land, dat gebeten wordt door een dolle hond. Zij wordt niet ziek, maar haar vader, een verlopen markies die zijn dochter al bijna net zo erg verwaarloost als haar moeder dat doet, gaat zich zorgen over haar maken en geeft haar uiteindelijk aan de clarissen over om haar van een duivel te verlossen. Uiteindelijk raakt het meisje schijnbaar bezeten door al het gedoe, en haar exorcist – de jonge, intellectuele priester Cayetano Delaura – raakt verliefd op haar. Het is een onmogelijke liefde die hen verteert. Hij wordt te werk gesteld onder leprozen, zij sterft van liefde, zij die eerder nooit liefde kende.
Geschreven in de derde persoon, verleden tijd, met een alwetend perspectief.
Voor mij is het mooie van dit verhaal dat ik het bijna ademloos heb gelezen zonder dat er schrijver identificatie bevordert door iets vanuit Sierva Maria’s perspectief te schrijven of specifiek begrip voor haar te kweken. Wel iets van medelijden met dit slachtoffer van zoveel stupiditeit. Maar de drijvende kracht is de rijke verteltechniek van de schrijver, die de lezer betovert. Het ‘magisch realisme’ van de auteur is hier naar mijn idee niet sterk aanwezig, omdat bovennatuurlijke zaken slechts terloops (en bijna als vanzelfsprekendheid) genoemd worden.
Paulo Coelho: De Duivel en het Meisje (2000)
Roman over een oud-wapenindustrieel die door een duivel gekweld wordt en daarom antwoord wil op de vraag of de mens in wezen goed is of niet. Daarom neemt hij elf goudstaven mee naar een vergeten gehucht en schakelt Chantal Prym in om de inwoners een voorstel te doen. Zijn zullen tien goudstaven krijgen als zij binnen een week een moord op een van de inwoners plegen en het meisje zal een goudstaaf krijgen voor haar inspanningen. De inwoners hebben er wel oren naar en het meisje wordt heen en weer geslingerd. Tenslotte weet zij de moord te stoppen door de inwoners ervan te overtuigen dat ze het goud nooit te gelde zullen kunnen maken. Zij krijgt van de vreemdeling al het goud. Deze heeft ondertussen niet echt een antwoord op zijn vraag gekregen.
Geschreven in de derde persoon, verleden tijd, met een alwetend perspectief.
In dit boek laat de auteur een duivel en een engel optreden. Hij probeert dit aannemelijk te maken door in een vergeten dorp een sprookjesachtige sfeer op te roepen met de breedte en de aanschouwelijkheid van wat er verhaald wordt. Ook maakt hij gebruik van de reikwijdte van de menselijke keuze als thema – ondersteund door het alwetende perspectief – en archetypen als het goede en het kwade.
Dean Koontz: Odd Thomas (2003, in het Nederlands: De Gave, 2004)
Het eerste deel van Koontz’ bekende Odd Thomas reeks. Odd (vreemde) Thomas is een twintiger met bijzondere gaven. Zo neemt hij ‘bodachs’ waar: demonen die afkomen op mensen die op het punt staan om dader of slachtoffer van extreem geweld te worden. Ook ziet hij soms de doden en heeft hij voorspellende dromen. Via een man bij wie hij zwammen in het gezicht ziet, komt Odd op het spoor van een dreigende massamoord – door een satanische sekte, met semtex in een winkelcentrum. Maar de details moet Odd op het spoor zien te komen, in het gezelschap van zijn vriendin Stormy Llewellyn. Na zijn levensgevaarlijke reddingsactie is Odd een held, voor enkele dagen weer vergezeld door deze vriendin. Maar zij blijkt de schim te zijn van de echte Stormy, die tijdens de actie om het leven is gekomen.
Geschreven in de eerste persoon, verleden tijd, met het perspectief van de hoofdpersoon.
Dean Koontz gaat erg ver met de bizarre verschijnselen die hij beschrijft. Hij doet ook geen poging om al het paranormale geweld voor te bereiden. Zijn hoofdpersoon introduceert zichzelf simpelweg met zijn gaven aan de lezer. Het geheel wordt acceptabel omdat Odd Thomas zo’n integere en goedwillende persoon blijkt. Vandaar de openingsscène waarin hij met veel moeite een verkrachter en moordenaar staande houdt op aanwijzing van een overleden meisje. Overigens heb ik bij Odd Thomas geen negatieve trekken kunnen ontdekken, anders dan dat hij ‘vreemd’ is, onzorgvuldigheden begaat en soms nogal drastische maatregelen moet nemen. Het verhaal is niet gespeend van humor en bijzondere ‘twists’.
Stefan Brijs: De Engelenmaker (2005)
Het verhaal over de geniale arts Victor Hoppe, die door zijn ouders in een gesticht werd opgeborgen vanwege een enorme hazenlip. Hoppe meent dat God steken heeft laten vallen, (het kwaad zelf is!) en hij wil diens werk verbeteren. Daarom kloont hij zichzelf tot drie kinderen, die evenwel snel verouderen door te korte uiteinden van chromosomen (een bekend probleem bij het klonen). Uiteindelijk kloont hij uit mededogen ook een overleden jongen uit het dorp (Wolfheim in Duitstalig België). Zijn eigen klonen sterven en Hoppe wordt met een scalpel in zijn zij verwond door de vrouw die zijn drieling baarde. Hij doodt haar en kruisigt zichzelf teneinde alle zonden uit te wissen. Hoppe heeft zich altijd geërgerd aan God, die Jezus aan het kruis zo in de steek liet.
Geschreven in de derde persoon, verleden tijd, met een alwetend perspectief, maar in het laatste deel vooral vanuit Victor Hoppe.
Het klonen van een mens was in 2005 en ook nu nog een stap te ver voor de wetenschap. Hoe maakt Brijs dit thema tot iets acceptabels? De enscenering van het verhaal midden in de uitvoerig beschreven bekrompenheid, roddels en speculaties van het dorp Wolfheim maakt de lezer ontvankelijk voor de geheimzinnigheid rond de arts Victor Hoppe, waarmee het onaannemelijke acceptabel wordt. We kunnen hier van magisch realisme spreken. Ook de stroom aan medisch vakinhoudelijke details helpt om het onaannemelijke aannemelijk te maken.
José Rodrigues dos Santos: De Godsformule (2006)
Eigenzinnige thriller, geschreven door een Portugese televisiepersoonlijkheid. De spanning van de thriller (met de Portugese historicus/cryptoloog Tomás Noronha te midden van geheime diensten) maakt halverwege het omvangrijke boek plaats voor de spanning van hoe het nu eigenlijk zit met de godsbewijzen die Albert Einstein volgens deze roman versleuteld zou hebben weergegeven in een geheimzinnig document. Een groot deel van het boek betreft kwantumfysica, relativiteitstheorie, filosofie, religie en mystiek. De auteur komt met de theorie dat ons universum in de Big Bang geschapen is door intelligentie, opgebouwd in een vorig universum, dat ten einde kwam in een Big Crunch. Ook ons universum is op weg naar een dergelijke vernietiging, maar eerst zal de mens zijn intelligentie overdragen aan een technologie die het kosmisch geweld overleeft en het volgende universum met de oude intelligentie zal koloniseren.
Geschreven in de derde persoon, verleden tijd, meestal met het perspectief van hoofdpersoon Tomás Noronha.
Het is merkwaardig en dus ook knap van de schrijver dat een aaneenschakeling van essays in wat verder een thriller is, kan blijven boeien. Het hoogst speculatieve thema kan ingang bij de lezer vinden door de rijkheid van de geschetste kosmische werkelijkheid (net als in Mulisch’ hierboven beschreven roman). Ook weet de auteur de nieuwsgierigheid naar die godsformule van Einstein aan te wakkeren door geheime diensten ernaar te laten zoeken (zij het omdat men een en ander met kernenergie in verband brengt).
Stephen King: Duma Key (2008)
Horrorthriller waarin Edgar Freemantle na een ernstig auto-ongeluk de gave krijgt om – met zijn gedachten in de geamputeerde rechterarm – informatie uit het bovennatuurlijke te schilderen en daarmee invloed op de loop van gebeurtenissen uit te oefenen. Dit brengt hem op het eiland Duma Key (voor de kust van Florida) in contact met een aloude bovennatuurlijke kracht, Perse genaamd (van Persephone, de vrouw van de mythologische heerser van de onderwereld). Edgar krijgt succes met zijn schilderijen, maar komt er geleidelijk achter welke kracht daarvan uitgaat, net als bij de jeugdschilderingen van Elizabeth Eastlake, die – nu dement – eveneens op het eiland woont (verzorgd door Jerome Wireman, die een goede vriend van Edgar wordt). Perse wordt – net als bij Elizabeth vroeger – woest als Edgar haar doorziet en de verspreiding van de schilderijen tegenhoudt. Met zijn nieuwe vrienden weet Edgar de aloude kracht van Perse te beteugelen. Hij wordt mede gedreven door de dood van zijn dochter Ilse, waarvoor Perse verantwoordelijk is.
Geschreven in de eerste persoon, verleden tijd, met het perspectief van de hoofdpersoon.
Stephen King maakt gebruik van een overvloedige rijkdom aan details, tot leven gebracht rond een wijd uitgesponnen karakter, waaraan heel geleidelijk bovennatuurlijke elementen worden toegevoegd (te vergelijken met het magisch realisme). Naar het einde toe krijgen de bovennatuurlijke elementen de overhand en op het laatst wordt het boek daarmee een pageturner, zelfs als niet alle bovennatuurlijke details overtuigen.
Conclusies
Er zijn veel manieren om het onaannemelijke aannemelijk te maken. Iedere schrijver legt zijn eigen accenten. Belangrijk daarbij is dat binnen een roman alles met elkaar klopt.
Terugkerende elementen in de toegepaste procedés:
- scheppen van een gedetailleerde werkelijkheid, waaraan de details van het ongewone geleidelijk worden toegevoegd (magisch realisme, surrealisme)
- het gebruik van archetypen als Goed en Kwaad
- een hoofdpersoon die identificatie afdwingt
- geheimzinnigheid: door subtiliteit iets aan de verbeelding overlaten
- een kosmische rijkdom
- vakinhoudelijke details
- een spannende plot.
En wat heb ik er nu zelf aan gehad? Bovenstaande heeft een rol gespeeld bij de volgende ideeën met betrekking tot het boek dat ik aan het schrijven ben, waarin iemand een bijzondere gave heeft die (binnen de roman althans) het gangbare wereldbeeld doet wankelen:
- Schrijven in de derde persoon, verleden tijd, meestal met het perspectief van een medicus (dit vanwege de bijzondere gaven van de hoofdpersoon, die het moeilijk maken om diens perspectief te kiezen).
- Oppassen met humor. De verteller kan wel enige humor vertonen, de gebeurtenissen niet. Dus geen ironie.
- De aanwijzingen voor het bovennatuurlijke subtiel houden: een en ander kan immers ook puur biologisch geduid worden.
- Aan welk(e) archetype(n) appelleren?
- Als ik het goed doe, hoeven niet alle in de roman opgeroepen vragen beantwoord te worden.
- Zorgen voor een qua persoon en stem aimabele en bijzondere verteller.
- Zorgen voor genoeg rijkdom in hetgeen ter sprake komt.
- Er zal geroddeld en gespeculeerd worden.
Over de auteur:
Clemens van Brunschot (1954) debuteerde in oktober 2012 met ‘Uit de duisternis neergedaald’, waarin gespeeld wordt met de werkelijkheid van een geesteszieke. Bij uitgeverij Zilverspoor heeft hij contracten voor twee nieuwe romans (de eerstvolgende zal heten: ‘Een vloek uit Kyrgyzstan’). Momenteel werkt Clemens vooral aan zijn vierde boek. Hij werd opgeleid in de sociale wetenschappen en leerde het schrijven vooral door coaching en beoordelingen van eerdere manuscripten. Clemens combineert het schrijven met zijn onderzoekswerk bij een grote bank.
Voor meer informatie: www.clemensvanbrunschot.nl, www.facebook.com/ClemensvanB en www.twitter.com/ClemensvanB
- Login of registreer om te reageren
Ervaren redacteur Maria Genova deed voor Schrijven Online meer dan dertig manuscriptbeoordelingen. Lees haar tips in het komende nummer!
Topauteur Herman Koch geeft naar aanleiding van het verschijnen van zijn nieuwe boek advies aan jonge schrijvers. Meld je aan!
Mariken Heitman geeft tips! Meld je aan en ontvang dit nummer.
Dit nummer niet missen? Neem vóór 24 januari 23:59 u. een abonnement dan ontvang je dit nummer!
Comments
Ha Clemens, Leuk stukje! Ik
Ha Clemens,
Leuk stukje! Ik
Hoi Sigrid, Dank je voor je
Hoi Sigrid,
Dank je voor je
Het is geen page-turner à la
Het is geen page-turner à la
Mooi lijstje waarvan ik al
Mooi lijstje waarvan ik al
Dank je, Hay. Mooie
Dank je, Hay. Mooie