Afbeelding

Bron: Pexels

Tijd lenen

Mijn eerste boek Smiley schreef ik van oktober 2012 tot oktober 2013 in een moordend tempo, alsof de duivel me op de hielen zat. Ik moest en zou dat boek schrijven en wel nú. Dat de uitgever me op het hart drukte mijn deadlines te halen - wat ik als journalist natúúrlijk deed - was olie op mijn vuur. Een contract tekenen voordat je manuscript er ligt, is natuurlijk vooral een zegen: je krijgt de (onmisbare) begeleiding van een redacteur en zonder zo'n contract doe je er waarschijnlijk jaren langer over - als je al het doorzettingsvermogen hebt net zolang door te schrijven tot je boek 'af' is.

Maar, contract of niet, zoals zoveel schrijvers had ik ook gewoon een gezin en een 'baan voor overdag' als journalist. Niet dat dat - of welk ander obstakel dan ook - me van het schrijven kon weerhouden. Dit boek moest eruit. 

Dus sloot ik me aan bij NaNoWRiMo (National Novel Writing Month) en haalde die 50.000 woorden. Daarna volgden 11 maanden van aanvullen en schrappen, van herschrijven, schaven en fijnslijpen. Praktisch gezien betekende het dat ik elke avond om acht uur achter mijn computer kroop en doorschreef tot een uur of twaalf (maar vaak genoeg werd het een, twee uur 's nachts). Om zes uur kraaiden er dan alweer een energieke peuter en kleuter aan mijn bed en wachtte er een gewone werkdag.

Ik keek geen televisie, belde ontelbaar veel etentjes af en probeerde zoveel mogelijk weekenden en vakanties aan Smiley te besteden. Ik schreef waar ik kon: in de trein, in café's, in huizen van vriendinnen of in hutjes die ik vond op Airbnb. Ik was bevangen door een soort koorts, en het was een masochistisch genot me daaraan over te geven.

Klinkt romantisch? Dat lijkt maar zo. Regelmatig stortte ik me in tranen van wanhoop ter aarde en na inlevering van de laatste versie was er nog maar weinig van me over.

Hogedrukpan

Nadat Smiley uitkwam kreeg ik een mooie baan als hoofdredacteur. Als een pitbull beet ik me ook daarin vast. Ik hield mijn gulzige manier van leven vooral vol op adrenaline. Dat ik steeds minder sliep en een stressniveau had waartegen uiteindelijk geen lichaam is opgewassen, had ik niet eens door. Totdat al die strips paracetamol niet meer hielpen tegen de hogedrukpan die mijn hoofd was geworden en ik dit voorjaar neerviel. 

Het bloed kruipt

Inmiddels ben ik weer opgekrabbeld en wil ik het weer. Een boek schrijven. Het bloed kruipt, blijkbaar. Want ondanks al het afzien, was het schrijven van Smiley óók het meest intense, uitdagende, verslavende, bevredigende wat ik ooit heb gedaan.

Maar hoe ga ik dat doen? Tijdtekort is dit keer wél een van de obstakels die ik serieus neem. Ik wil het op een 'gezonde' manier doen (nooit 'normaal' zeggen - wie een boek schrijft is per definitie gek). En dus haal ik - wanneer ik die gesel op mijn rug voel neerslaan: 'Je schrijft te weinig', 'het schiet niet op zo', wanneer ik me daardoor onbevredigd, onrustig en ongemakkelijk voel - diep adem en probeer ik te accepteren dat het dit keer tergend traag gaat. Dat boek komt er, dan duurt het maar jaren.  

P.S.

Eén van de mooiste liedjes die ik ken is 'Autopsy' van Fairport Convention. Het allermooiste vind ik de break waarin Sandy Denny's stem als tinkelend glas deze woorden zingt:

Come lend your time to me
And you will know that you are free

Misschien moet ik dat maar tegen mezelf, tegen dit boek gaan zeggen: 'Leen me je tijd en je zult vrij zijn.' Of ik neem dat andere prachtnummer ('Who Knows Where The Time Goes') en gebruik de laatste zin als mantra:

So come the storms of winter and then the birds in spring again
I have no fear of time

Over de auteur
Lotte Boot (1976) is auteur van het young adult-boek Smiley (Bertram + De Leeuw Uitgevers). Ze werkte 15 jaar als journalist en is op dit moment hoofdredacteur bij Kennisnet. Daarnaast schrijft ze aan haar eerste roman. Op haar website blogt ze openhartig over de dilemma's, de onzekerheden, de worsteling maar ook het geluk van schrijven.