Door: Onbekend
Ik ben mijn stem kwijt. Een situatie die een stuk ernstiger is dan het op het eerste gehoor klinkt.[1] Ik ben namelijk een diskjockey. Niet zo'n mongool met twee linkerhanden die plaatjes aan elkaar mixt. Nee, met mijn gevatte opmerkingen wist ik elke zaterdagochtend een miljoenenpubliek aan de radio te kluisteren. Ik was een ster in het neerzetten van de juiste sfeer. En nu ben ik niets meer.
Ik kijk naar mijn gevoelens die ik zojuist heb opgeschreven.[2] Het past precies op het bierviltje. Ik schuif het weer terug naar de kastelein die het me gaf. Hij heeft er recht op meer te weten over zijn zwijgzame stamgast. Zeker op dit tijdstip, op klaarlichte dag. Ik pak een volgend bierviltje. “Zelfingenomen hè?” schrijf ik erop. Fred, de kastelein, haalt zijn schouders op. Hij schuift me een nieuwe bier toe. Vriendelijk gebaar ik hem het bierviltje terug te geven.[3] “Ik dacht al, heb je dat speciaal voor mij geschreven.” [4] Ik houd het woord therapie in hoofdletters in de lucht.
“Dus daar ga je elke week naar toe?” [5] Ik knik.
“Je staat er ook echt achter zo te zien.” [6] Nu is het mijn beurt de schouders op te halen.
“Eis vrouw [7] anders echtscheiding” staat er op het volgende bierviltje te lezen.
Zelfs zonder spreekvermogen bleek ik thuis nog prima in staat de sfeer neer te zetten. Alleen wist ik daarmee niemand aan me te kluisteren. [8]
Vandaag wil de therapeute graag mijn gevoelens op papier zien in mijn eigen bewoordingen.[9] Alcohol is tegenwoordig mijn nieuwe moedertaal dus ik vond dat mijn gevoelens op een bierviltje terecht móesten komen. [10] Deze [11] nieuwe verslaving moet mijn volgende therapie maar worden [12] besluit ik als ik het lege glas terugschuif. Ik sta op. Het is tijd voor de wekelijkse sessie in een poging te redden wat er te redden valt.[13]
Een uur lang instemmend knikken blijft fysiek een zware opgave. Geestelijk kan ik het allemaal steeds beter aan. Ik voel me al een stuk minder vermoeid dan na de eerste therapeutische sessies vol slap geouwehoer. Ongetwijfeld bedoelen ze dat met de kracht van herhaling.
Het warmste straatje van de stad is gelukkig dichtbij. Misschien dat ze daar mijn nekspieren weer wat losser kunnen krijgen. En wie weet hoe los ze [14] zelf zijn.
“We zijn in een half jaar tijd nog niet veel opgeschoten,” had [15] mijn therapeute gezegd. Aan mijn stembanden was ik al een paar keer zonder resultaat geopereerd dus het móest psychisch zijn.
“Je moet het een plekje geven,” zei ze vandaag. Dodelijk.
En “je [16] moet iets anders zoeken dat je leuk vind om te doen.”
[...]
Ik loop de kroeg binnen. “En?” vraagt Fred. Ik pak een bierviltje. [17] “Dieptepunt” schrijf ik erop. Ik neem zuchtend plaats op een barkruk. Natuurlijk krijgt mijn vrouw weer te horen dat ik koppig ben, niets wil aannemen, blijkbaar nog steeds niet echt mijn best wil doen. Onder hartsvriendinnen stelt het beroepsgeheim niet zo heel veel voor.
Ik voel mijn nek weer opspelen. “Masseuse?” vraag ik op zwijgzame wijze. Fred tikt Lara [18] aan. We gaan samen naar boven. Ik doe mijn kleren uit. Mijn slip blijft aan. Lara wrijft haar handen langzaam warm. Ik voel het amper als ze mijn huid aanraken. Voorzichtig begint ze mijn nek te masseren. Ik steek mijn duim op ten teken dat ze de druk nog wat mag opvoeren.
Langzaam stroomt de pijn weg. Ik voel haar handen al zoeken naar een volgend knelpunt. Ze stranden bij mijn billen. Haar zachte tepels maken contact met mijn rug. Ik draai me om. Woordeloos uit ik mijn genot die ze geeft met haar tandeloze mond. [19] Dit is de beste therapie voorhanden. Ik loop weer naar beneden en ga naar huis.
[...]
“Pap, kom eens kijken wat ik op school heb gemaakt,” zegt mijn dertienjarige schoonheid vol enthousiasme. Ik verwacht een openklikkende schooltas. Ze leidt me echter mee naar de computer. www.destemvanmijnvader.web-log.nl tikt ze in. Daar staat mijn verhaal. Ik kijk haar aan. In een paar vlugge handbewegingen leert ze me hoe je een nieuw bericht aanmaakt en ik tik: “Hallo, mijn naam is Sjors.” [20]
[1] ‘gehoor’+‘klinkt’ is dubbelop; een situatie die – klinkt geforceerd; voorstel: Dat is een stuk ...
[2] ‘mijn gevoelens’ = ‘de gevoelens’, of als het echt ‘al’ zijn gevoelens zijn: Ik kijk naar wat ik heb opgeschreven. Mijn gevoelens.
[3] Nieuwe regel, anders ‘spreekt’ de ik-figuur; misschien ook een handeling van de kastelein toevoegen.
[4] Nieuwe regel, of een handeling van de kastelein tussenvoegen.
[5] Zie [4].
[6] Zie [4].
[7] Komma invoegen. Anders lijkt het een vraag met spelfouten van de kastelein.
[8] Mooie ironie.
[9] Woordvolgorde niet lekker. Ook niet meteen helder dat het een ‘huiswerkopdracht’ was.
[10] Verband met opdracht is niet echt soepel. Contrast papier-bierviltje niet ‘opgelost’.
[11] Welke? Op bierviltjes schrijven. Dat kun je nog geen verslaving noemen.
[12] komma
[13] ‘het’ doet geen pogingen, zeker niet door ‘tijd te zijn’.
[14] ze? De spieren? De dames? Allebei raar. De dames zijn zo los als je portemonnee.
[15] heeft
[16] En “je = En: “Je – en niet op een nieuwe regel beginnen
[17] Hier of voor ‘Ik pak’ een nieuwe alinea beginnen.
[18] Lara? Kennen wij die?
[19] heel veel fouten en rare dingen in één zin. Genot die = genot dat. Hoe kan zij iets geven dat van hem is? En is haar mond echt tandeloos? Wat een onsmakelijk en slecht geïntroduceerd beeld.
Commentaar
Spreken is zilver is een tamelijk clichématige titel. Jammer, want het bijbehorende verhaal is wel degelijk origineel. Rob de Geeuw schreef het naar aanleiding van de opdracht in de mei/juni-editie van deze rubriek om een verhaal te schrijven waarin iemand overschakelt naar een andere, minder natuurlijke spreekstijl. Het illustreert daarmee meteen hoe heerlijk inspirerend opdrachten kunnen zijn, vooral als je jezelf de vrijheid gunt ze naar je hand te zetten. Natuurlijk doelde ik met die minder natuurlijke spreekstijl niet op het taalgebruik niet op de al dan niet natuurlijke wijze om woorden naar voren te brengen. Maar als zo’n opdracht je daar brengt: meteen doorpakken. Zeker als je, zoals Rob de Geeuw, evengoed nog kan spelen met een meer of minder natuurlijke spreekstijl. Het gaat erom dat zijn hoofdpersoon op het web een veel natuurlijker toon aanslaat dan op een bierviltje. Ik vraag mij alleen af of hij nu zijn stem ook terug gaat vinden. Je zou het wel verwachten, al vraag je je wel af hoe en waarom. Als hij weer een natuurlijke toon aan kan slaan op het web, waarom dan nog praten? Ook vraag ik mij af, of de man echt Sjors heet, of dat hij met een pseudoniem komt. Of dat het een verwijzing naar Sjors Frölich is. Hoe dan ook, ik heb hier te maken met een slotzin die clou-achtiger overkomt dan ik hem kan lezen. Het is alsof er een uitroepteken achter staat, of zo’n knipoog-emoticon, maar ik zie niet waarom.
Daar staat echter veel tegenover. Zo heb ik veel bewondering voor de manier waarop De Geeuw in een paar halve zinnetjes de connectie tussen de echtgenote en de therapeute neerzet, en daarmee ook de spanning in het huwelijk van de hoofdpersoon. Eerst dat bierviltje met ‘eis echtgenote’ en dan dat beroepsgeheim. Nergens staat dat de therapeute de vriendin van de echtgenote is. Maar het is zonneklaar hoe het zit.
Dit laat goed zien hoe beeldend en effectief dit verhaal geschreven is. Ik had dan ook de grootste moeite het verhaal iets in te korten voor deze gelegenheid. De dochter aan het eind komt daardoor hiernaast een beetje uit de lucht vallen, terwijl ze in het verhaal goed geïntroduceerd wordt.
Het weggelaten deel geeft ook iets meer inzicht in het gevoelsleven van de hoofdpersoon. Gelukkig, want uiteindelijk zet De Geeuw toch een situatie neer, die meer diepte in dat gevoelsleven vereist, dan zijn oermannelijke reacties in de eerste twee scènes laten zien. Hoe graag hij het zelf ook andes zou willen zien, in deze eerste scènes is hij op de vlucht. En al wil ik graag geloven dat een afgedwongen therapie niet tot een oplossing leidt, het moet uiteindelijk wel duidelijk worden hoe het kan dat de website van zijn dochter wel helend werkt. Op dat punt schiet De Geeuw uiteindelijk toch wat tekort vind ik. Misschien dat het daardoor komt dat de clou niet helemaal valt. Hij zet een conflict neer, dat eigenlijk niet in 1000 woorden uit te tekenen en op te lossen is. Zelfs niet met zijn effectieve stijl.
Maar nu ik het toch over het gevoelsleven van de hoofdpersoon heb: ik heb lang naar de tekst van het bierviltje gekeken, mij afvragend of de hoofdpersoon nu echt dacht dat hij zijn gevoelens had opgeschreven. En hoe je dat eigenlijk doet: je gevoelens opschrijven? Het zijn eigenlijk vooral gegevens die hij heeft opgeschreven. Hij is zijn stem kwijt. En niet zo maar even, maar voor langere tijd. En dat is erger dan het lijkt, want hij heeft een praatberoep. Natuurlijk verraadt hij met zijn woordkeus iets van zijn gevoelens, en is de slotzin: ‘Ik ben niets meer’ allesbehalve feitelijk, maar ik zou dit toch geen bierviltje met gevoelens noemen. De ik-figuur wel? Ik weet het niet. Hij had geen zin om zijn gevoelens op te schrijven, maar ik ben toch wel benieuwd of hij zich ervan af heeft gemaakt, of dat hij werkelijk niet meer over zijn gevoelens weet dan dit.
Tegelijkertijd vraag ik mij ook af, of het wel kan. Je gevoelens op papier zetten. En hoe zoiets er dan uitziet. Zinnen die gevoelens moeten beschrijven zijn doorgaans hopeloos abstract en drukken daardoor helemaal niets uit. ‘Show, don’t tell’, zegt men dan. Laten we het maar eens uitproberen. Ik geef een opdracht, en kijk gewoon wat er uit komt.
Je vindt de rubriek Tekstuur Proza in Schrijven Magazine.