Hoe kom je van een kort verhaal naar een roman, vraagt Inge Schouten zich in 'Van kort verhaal naar roman' af? Wat heeft een roman méér nodig dan een verhaal? In dit deel een stuk over 'plotten':
Plot is een lastig begrip. Concreet verwijst de plot naar het handelingsverloop in het verhaal, in het bijzonder naar de intrige of verwikkeling. Het is de lijn die loopt van het begin van een verhaal via verschillende verwikkelingen naar het einde. D.w.z. de rangschikking van gebeurtenissen op basis van oorzaak en gevolg. In een roman heeft het eveneens betrekking op de vervlechting van verschillende verhaallijnen; de hoofd- en nevenintriges.
Of, zoals Jean Saunders in [i]How to plot your novel[/i] beweert: ‘De plot is een aaneenschakeling van gebeurtenissen waar jouw personages bij betrokken zijn en die ze voortduwt naar het einde van je verhaal. Het is te vergelijken met een ketting, waarbij elke schakel verbonden is met de gebeurtenissen die daarvoor plaatsvonden en invloed zullen hebben op dingen die komen gaan.’
De plot volgt de handelingen en beslissingen die een personage neemt. Zonder personage geen plot, zonder plot geen verhaal. Plot gaat over de inhoud van het verhaal. Het staat in dienst van het thema en laat de verwikkeling ervan zien.
Er zijn character-driven verhalen en romans (de plot wordt door het personage gestuurd) en plot-driven verhalen en romans (de personages handelen in dienst van de plot). Het gaat hier over het verschil tussen de plot in korte verhalen en romans en zij kunnen beiden een plot hebben die óf door het personage bepaald wordt óf dat de personages volgen uit de plot.
Zoals al vaker gezegd, een kort verhaal is meestal een [i]trance de vie[/i] en het heeft een enkelvoudig plot. In een kort verhaal gaat het meestal om één ding, één conflict.
- Assepoester mag niet. Ze gaat toch. Ze krijgt de prins.
- Man verjaagt ratten. De mensen uit het dorp betalen niet. Man lokt kinderen mee.
De volgorde is belangrijk. Omdat de mensen uit het dorp niet betalen voor zijn diensten (ratten verjagen) neemt hij de kinderen mee. Een heel ander verhaal krijgen we wanneer deze vreemdeling het dorp aandoet en zomaar de kinderen meeneemt, losgeld vraagt en de mensen betalen hem vervolgens niet.
Bij een roman is er vaak sprake van een samengesteld plot met vertakkingen en verhaallijnen binnen een groter geheel. Een roman moet een plot hebben: een ketting aan gebeurtenissen die het verhaal voortduwen. Daar is bij een kort verhaal niet altijd sprake van.
Zwagerman schreef in zijn inleiding van [i]De Nederlandse en Vlaamse Literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen[/i]: ‘In het korte verhaal lig de nadruk al met al dwingender dan in de roman op de suggestie, de open plek, het ontbrekende, de missing link. Het schrijversadagium showing, not telling gaat daarom naar verhouding sterker op voor het korte verhaal dan voor de roman. Niet altijd eist een kort verhaal een pointe of plot, integendeel zelfs. Een kort verhaal kan ijler zijn dan de ijlste atmosfeer en kan het in sommige gevallen zelfs uitstekend stellen zonder een concreet ‘onderwerp’.
Die ijle atmosfeer waar Zwagerman het overheeft met de nadruk op suggestie zien we in het verhaal ‘Zonder sterren’ van Thomas Verbogt dat begint met: ‘Ik tref haar halverwege de Stoofstraat in Brussel. We zijn beiden op weg naar de Grote Markt, waar we met elkaar afgesproken hebben, om elf uur, voor De Koning van Spanje.’
En eindigt met:
‘Het liefst zou ik zo met haar doorlopen, door de witte schemer van de winter, door de tijd waarin we zo weinig kunnen beginnen, tot een van ons tweeën zegt: ‘Zo is het wel goed.’
En daar tussenin ligt de suggestie.
Indien we een kort verhaal mogen vergelijken met een plakje, dan is een roman als een spekkoek. Deze biedt de mogelijkheid van een samengesteld plot. Er is niet één conflict, er zijn er meerdere. Niet alleen tussen de hoofdpersonages of tussen het hoofdpersonage en zijn tegenspelers, maar ook tussen diverse bijfiguren (helpers, tegenstanders) zodat zich nevenintriges of subplots ontwikkelen. Bovendien heeft de schrijver de mogelijkheid om de plot in ‘brokjes’ aan te bieden, een kort verhaal kan zich dat niet permitteren. In een langere tekst is er meer gelegenheid om ook zichtbaar te maken hoe het hele proces waarin de hoofdpersoon een conflict oplost, tegenstand overwint of inzicht krijgt zich afspeelt. Als de lagen in een spekkoek.
In een vraaggesprek dat ik had met Frederieke Hijink, schrijver van zowel korte verhalen, romans, als toneelteksten, zei zij het volgende over plot: ‘Ik herinner me een recensie van mijn debuutroman Achter glas die op zich lovend was, maar waarin wel de vraag werd gesteld of het nou wel ‘echt een roman’ was. De recensent was vooral benieuwd naar verhalen van mijn hand. Dat vond ik toen nogal stom, maar nu begrijp ik het wel. Voorafgaand aan Achter glas heb ik veel korte verhalen geschreven en wat ik het moeilijkste vond aan het schrijven van een roman, was niet de compositie van de onderdelen, maar de rangschikking van die onderdelen in het geheel. Misschien komt het omdat ik ook veel toneel schrijf: ik denk in scènes.
Dat scène-denken gaat ook op voor het plot, of het nou een kort verhaal is of een roman. Alle hoofdstukken in Achter glas hebben een sub-plot en die kleine plotjes samen moeten het overkoepelende plot, maar vooral ook de premisse van het hele boek ondersteunen. Want zo denk ik over plot: het is allemaal leuk en aardig, maar het moet wél helpen. Alle niveaus en vormen van plot moeten uiteindelijk bewijs leveren voor dat wat ik wil vertellen. Het klinkt logisch en dat is het ook, want zo bouw je aan de geloofwaardigheid van het verhaal voor je lezer en die is cruciaal. Maar ik vond en vind het één van de moeilijkste onderdelen van het schrijven omdat het me steeds confronteert met de vraag: waar dient dit wat ik nu schrijf het geheel?
Misschien is mijn eerste roman wel een verzameling korte verhalen die samen één verhaal vormen. En misschien is dat wel een beschermingsmechanisme geweest voor mezelf. Als je, zoals ik, een schrijver bent die graag veel tegelijk wil vertellen en ook nog een Boodschap denkt te hebben en ook nog eens graag de voors en tegens benoemt, loop je groot gevaar. Het plot is immers de motor, en niemand wil in een auto rijden die hapert of gekke geluiden maakt. De lezer vertrouwt er dan niet meer vanzelfsprekend op dat hij/zij de eindbestemming c.q. laatste pagina vlekkeloos en zonder vloek zal halen. Dat is waar het plot voor mij een gewetenskwestie wordt, die me scherp houdt en me helpt om het geheel in de gaten te houden. Want ik wil natuurlijk graag dat een lezer of een toeschouwer met mijn tekst op reis durft.’
Alle boeken uit de schrijfbiliotheek zijn hier te bestellen.