Waarom zou je een pseudoniem gebruiken?

Je heet zoals je heet, maar soms is die naam niet mooi, spannend of bijzonder genoeg om je schrijfwerk mee te tooien. Anderen hechten aan een verschil tussen hun privéleven en het openbare leven van de pubieke schrijver. Zoveel pseudoniemen, zoveel redenen. Pseudoniemen blijken een belangrijk instrument in een schrijversleven. De redenen daarvoor zijn bont: sommige schrijvers willen meer privacy, andere willen een betere marketing. De dichter J. Bernlef had het levensgrote probleem dat zijn échte achternaam – Marsman – al vergeven was aan die andere, zeer beroemde dichter. ‘Ik moest een pseudoniem kiezen om geen reminscenties te wekken aan de in 1940 gestorven en beroemde dichter Henny Marsman,’ zei Bernlef in een vraaggesprek met Algemeen Dagblad. Ik koos de naam Bernlef. Dat is de blinde zanger uit de vroege middeleeuwen van wie geen woord is bewaard.’ Bernlefs vriend en collega Gerard Stigter zag het gebruik van schuilnaam voornamelijk als een literaire grap. ‘Stigter is een gewone naam, maar Schippers is nog kaler dan Stigter. Dat amuseert me.’ Privé Een van de belangrijkste redenen om een pseudoniem aan te meten is privacy. Veel schrijvers willen literatuur en leven niet te zeer met elkaar verweven. ‘Het gebruik van een pseudoniem wijst erop dat iemand sommige functies in zijn leven gescheiden wil houden,’ zei de onlangs gelouterde Sybren Polet ooit. ‘Natuurvolken vonden het heel normaal om meerdere namen te hebben, waaronder een dagnaam en een geheime naam die niemand mocht weten.’ In modernere streken is privacy vooral belangrijk als een schrijver een beroep uitoefent waarin hij niet voortdurend met zijn literaire leven geconfronteerd wil worden. Dit was de beweegreden waarom Rutger Hendrik van den Hoofdakker in 1966 zijn eerste dichtbundel Onder het vee liet verschijnen onder de schuilnaam Rutger Kopland. Het was overigens Van den Hoofdakkers vriend Aad Nuis (geen ps.) die deze pseudonaam suggereerde. Een eeuw daarvoor had Charles Dodgson om dezelfde redenen besloten zijn literaire werk niet te laten interfereren met zijn reputatie als wiskundige. Met als resultaat de nog steeds fameuze schuilnaam Lewis Caroll. Ook in deze tijd kan een pseudoniem een zekere bescherming geven. Telegraaf-correspondent Pieter van der Sloot was maar al te blij dat hij als literair pseudoniem Pieter Waterdrinker had gebruikt, toen hij in 1999 beschuldigd werd van antisemitisme. Tot aan de Hogeraad moest hij zijn boek Danslessen (Arbeiderspers, 1998) verdedigen. ‘Ik zie langzamerhand een patroon in mijn leven. Steeds word ik versleten voor iemand die ik niet ben,’ zei hij in De Groene. ‘Ik wilde het goede met Danslessen bereiken, maar kreeg het kwade terug.’ Tien redenen om een pseudoniem te gebruiken • Privacy: ik wil m’n leven en literaire werk gescheiden houden (Nescio). • Genre: ik wil m’n poëtische werk graag scheiden van m’n romans en verhalen (Atte Jongstra). • Verleden: m’n eigen naam heeft een duister verleden en ik wil niet dat m’n literaire werk daaronder lijdt (D.B.C. Pierre) • Vooroordeel: ik wil niet dat m’n lezers en critici afgeleid worden door een vrouwelijke auteursnaam (Andreas Burnier). • Oeuvre: onder een andere schrijversnaam kan ik heel andere verhalen, romans of gedichten schrijven (Marek van der Jagt). • Marketing: wie koopt nu een boek van ‘Hans van der Keulen’ (Havank). • Mysterie: ik hou van de spanning en geheimzinnigheid van een schuilnaam, dat prikkelt me (Hergé). • Kunstenaarschap: als kunstenaar is mijn leven zo veranderd dat ik niet meer onder m’n oude naam wil leven (Armando). • Inspiratie: onder m’n schuilnaam durf ik heel anders te schrijven dan onder m’n eigen naam (Mark Twain). • Uitdaging: ik wil laten zien dat m’n werk ook zonder m’n overbekende naam een publiek kan vinden (Doris Lessing als Jane Somers). • Idee: m’n schrijversnaam is als een vlag – hij moet uitdrukken wat ik wil zijn (Multatuli).