Tips voor het schrijven van een kinderverhaal

Het schrijven van kinderboeken is precies hetzelfde als het schrijven van boeken voor volwassenen. Alleen zijn je lezers doorgaans jonger, en dat heeft gevolgen voor het schrijfproces. Leen van den Berg – docente schrijven en succesauteur van diverse jeugdboeken – geeft tien tips.

  • Leer weer kijken als een kind. Als je die open blik te pakken hebt: vergeet je lezer.

Dit houdt in dat je, als je voor jongeren wilt schrijven, allereerst als schrijver terug met die open blik van het kind moet leren kijken, dat je je terug moet inleven in de gevoelens van een kind. Je kunt daarvoor in je eigen jeugdherinneringen duiken, maar dan nog dreigt het gevaar dat je schrijft met het oog van een volwassene die terugblikt op gebeurtenissen van vroeger in een context die niet meer relevant is voor jongeren van vandaag. Tijden evolueren en jongeren van nu zijn niet hetzelfde als jongeren van pakweg dertig jaar geleden.

  • Neem geregeld een reisticket naar de wereld van je lezer.

Lukt het je niet om naar de wereld te kijken met de spontane, open blik van een kind, ga dan in de leer. Breng tijd met kinderen door, observeer hun spel en activiteiten, zet je ogen en oren wijd open. Registreer hoe elke leeftijdsgroep zijn eigen interesses heeft, zijn eigen vorm van logica.

  • Taboes bestaan niet.

Een vijfjarige heeft geen boodschap aan een zwaar, psychologisch verhaal van een realistisch hoofdpersonage dat de angst leert te overwinnen zich bloot te geven. Maar hij kan zich wel inleven in een schildpad die niet vooruit geraakt omdat hij dat zware schild met zich mee moet sleuren en die uiteindelijk ontdekt dat hij makkelijker reizen kan als hij af en toe zijn schild thuis laat.

  • Voor kinderen schrijven is geen ‘zieltjes redden’.

De valkuil kan erin bestaan dat je met je verhaal iets wilt bewijzen, een stelling wilt poneren over één of ander onrecht of moreel te verwerpen houding. Wat doe je zelf als iemand je op een drammerige manier zijn waarheid door je strot probeert te duwen? Juist, zo snel mogelijk wegwezen. Kinderen hebben het recht te weten dat er niet voor elk probleem een oplossing is. Veel interessanter dan zwart-wit-verhalen zijn verhalen die tonen dat situaties en personen niet noodzakelijk zijn wat ze op het eerste zicht lijken te zijn.

  • Je personage is je reisgezel. Neem het overal met je mee.

Ook als je voor kinderen schrijft, kun je het je niet permitteren bordkartonnen figuren neer te zetten. Ook jonge lezers hebben recht op personages van vlees en bloed, ook al is je hoofdpersonage misschien een konijn of een stoel. De gevoelens, angsten en verlangens van je personages dienen herkenbaar te zijn voor de lezer zonder daarom een cliché te zijn. En bedenk dat zelfs de grootste held een donker kantje heeft. Dat maakt hem des te interessanter. Bedenk ook dat de keuze van je personage mee wordt bepaald door het genre waarin je schrijft. Bij een sprookje of fantasy-verhaal dient je personage geen realistisch wezen te zijn en als je kiest voor een historisch verhaal heeft dit eveneens consequenties voor je personage.

  • Niet de schrijver maar het hoofdpersonage bepaalt het reistraject.

Het zou fout zijn, boeken te gaan schrijven volgens een vast recept, maar als algemene regel zou kunnen gelden dat verhalen voor de jongste lezers best beperkt blijven tot één stevige, rechtlijnig ontwikkelde verhaallijn. Het vertrekpunt is meestal een probleem of geheime wens van het hoofdpersonage.

  • Val met de deur in huis.

Een goede openingszin doet een heleboel tegelijk. Hij grijpt de lezer, start midden in de actie (‘in medias res’) schept een beeld in het hoofd van de lezer (wat gebeurt er waar en hoe handelt je hoofdpersonage in die situatie?) en maakt nieuwsgierig naar het vervolg. Er wordt een tipje van de sluier opgelicht wat betreft het geheim of het probleem van het hoofdpersonage, zonder dat alles al wordt weggegeven. De lezer krijgt een glimp van het dessert te zien zodat hij gemotiveerd aan de hoofdschotel begint. En last but not least: een openingszin zet de toon van het verhaal. In die zin werkt hij als het begin- akkoord van een muziekstuk.

  • Luister naar je buik en zing vooral je eigen, authentieke lied.

Omdat verhalen voor jonge lezers vaak worden voorgelezen, is het des te belangrijker dat je oog hebt voor ‘de muziek’, ‘de klankkleur’ en het ritme van je verhaal. Een goede tekst doet geen pijn aan de oren als je hem hardop leest.