Strips maken: beeld en tekst

Strips worden niet alleen getekend, maar ook geschreven. Sterker nog: het scenario vormt de basis van het beeldverhaal. Tien tips over stripschrijven. Strips worden geschreven. Dat is iets wat de meeste lezers zich nauwelijks realiseren. Voor hun geestesbeeld zien ze een zwetende tekenaar boven een bureau - inktspatten, geknakte potloden - maar een schrijver komt in dit plaatje niet voor. En toch speelt het geschreven woord een cruciale rol bij het beeldverhaal. Kijk bijvoorbeeld naar Goscinny, de schrijver van Asterix en Lucky Luke - strips die werden getekend door respectievelijk Uderzo en Morris. Of naar Reed en Geleijnse, die de ideeën leveren voor Fokke en Sukke, de tekst die door nummer drie van het succesvolle stripteam wordt getekend: Van der Tol. De tekstschrijver bedenkt meestal het hele verhaal, inclusief de tekeningen. Oftewel: hij maakt het scenario (zie kader stripterminologie), waarin hij de tekenaar vertelt wat deze moet tekenen. Wat het scenario precies inhoudt verschilt per strip. Anders dan voor filmscenario’s gelden er voor stripscenario’s namelijk geen vaste regels. Alleen al de manier waarop een scenario wordt opgeschreven, is bij iedere scenarist anders. En niet zelden past die zijn werkwijze ook nog aan de tekenaars aan. Wat zijn de mogelijkheden, de beperkingen en de valkuilen van een scenarist? Hier een tiental tips. 1 - Probeer van tevoren te weten te komen wie de strip gaat tekenen. Stem je scenario daarop af. Houd ook rekening met zijn manier van letteren. Als samenwerkt met iemand die behoorlijk groot lettert, moet je de dialogen kort houden en zorgen dat je je informatie op een andere manier kwijtraakt. 2 - Probeer in pagina’s en in stroken te denken, dat bevordert de puntigheid. Houd er wel rekening mee dat niet alle plaatjes even groot mogen worden (saai), en dat de tekenaar van jouw strokenverdeling af kan wijken. De compositie van de pagina is nu eenmaal een grafische aangelegenheid. 3 - Houd er rekening mee dat er gemiddeld ongeveer zes à negen plaatjes op een pagina gaan, tenzij je weet dat de tekenaar die jouw strip uitwerkt er gemiddeld drie of zestien op een pagina zet (het komt allemaal voor). 4 - Maak een duidelijke keuze als het gaat om de manier waarop je ‘vertellerstekst’ gebruikt. 5 - De tekst mag geen informatie bevatten die je beter had kunnen laten zien en al helemaal geen informatie die je daadwerkelijk laat zien. Heb het bijvoorbeeld niet over een blauw huis als je in de tekening kunt zien dat het huis blauw is. Dit kan alleen als iemand zich eraan ergert of iets dergelijks: 'Een BLAUW huis?!?' 6 - Probeer, waar mogelijk, spanning te laten ontstaan tussen tekst en plaatjes. Dit geldt zowel voor de vertellerstekst als voor de dialogen. Een fluitend personage hoeft niet ook nog eens te zeggen dat hij zich goed voelt. Dat is meer iets voor een personage dat er overduidelijk depressief uitziet, of voor iemand van wie je het gewoon niet verwacht, zoals een galeislaaf. 7 - Zorg dat niet alleen de tekst, maar ook de handelingen en de decors 'informatief' zijn. Zo voorkom je ook teksten als: ‘tien minuten later’ en ‘intussen’. Als iemand onderaan pagina 17 in Amsterdam zijn koffers pakt en je ziet hem bovenaan pagina 18 aan de voet van een wolkenkrabber uit een taxi stappen, is een tekst als: ‘De volgende dag, in New York’ volstrekt overbodig. 8 - Maak een duidelijk onderscheid tussen teksten die in het boek moeten komen en beschrijvende tekst die alleen voor de tekenaar bestemd is. Veel scenaristen maken een beschrijving van het plaatje en zetten de vertellersteksten en dialogen er los onder. Met gebruikmaking van onderstrepingen of cursiveringen echter kun je handeling en dialoog dichter bij elkaar zetten, zonder dat dat voor verwarring zorgt. 9 - Ook als je niet kunt tekenen, kan het leerzaam zijn om zelf schetsen te maken. Het dwingt je jouw verhaal goed in te delen, en het geeft je de mogelijkheid uit te leggen wat je bedoelt. Zelfs een schets waarin je alleen aangeeft waar de plaatjes moeten komen, kan in sommige gevallen al heel verhelderend zijn. 10 - Je hoeft niet met een synopsis te beginnen, maar het is wel verstandig er op enig moment een te maken. Het is een goed middel om zicht te houden op de lijn van het verhaal. Hetzelfde geldt voor een decoupage, of een analyse van de spanningsbogen en de ontwikkeling van de verschillende personages.