Schrijven met insecten

Show, don't tell, luidt het schrijfcliché. De bedoeling ervan is duidelijk: je moet je lezer iets laten voelen, laten doormaken, in plaats van vertellen wat dat gevoel is. Marlies Vaz Nunes heeft daar een mooi voorbeeld van: insecten. Een overzicht van de gemoedstoestanden die insecten kunnen oproepen. Vriendinnen Nikki en Mieke, zitten op een terras een kop koffie te drinken, als een bladluis in Nikki's koffie belandt. Het diertje is onmiddellijk dood. 'Kijk, een bladluis.' 'Jakkes!' Nikki brengt de kop naar haar mond en neemt een slok. 'Gètver!' roept Mieke uit. 'Haal je hem er niet uit?' 'Waarom zou ik? Bladluizen zijn schoon, hoor.' Nikki kijkt in haar kopje. 'Ach, hij is weg. Ik heb hem ingeslikt.' Mieke kijkt met zoveel afgrijzen, dat Nikki in lachen uitbarst. Voor een schrijver zijn insecten (en andere kleine kriebeldiertjes, zoals spinnen) handig om een zekere stemming op te roepen, zoals het bovenstaande stukje laat zien. De reacties van personages die met een insect in aanraking komen kunnen bovendien enig inzicht verschaffen in het karakter van die personages. Mieke kan niet begrijpen hoe iemand koffie kan gaan drinken als er een insect in drijft, wat voor insect het ook is, en rilt van afschuw. Nikki die weet dat bladluizen 'schoon' zijn doet geen moeite het diertje eruit te vissen. Hieronder volgen enkele gemoedstoestanden en hoe insecten die kunnen oproepen. Schrik – Wel eens met je gezicht in een spinnenweb gelopen? Hoewel je er een moment later waarschijnlijk om hebt kunnen lachen, was je in eerste instantie geschrokken. Misschien veegde je zelfs enigszins panisch de kriebelige, plakkerige draadjes uit je gezicht. Eenzelfde schrikreactie kan een insect of spin veroorzaken die op je blote lijf terecht komt als je ligt te zonnen. Afhankelijk van het karakter van het personage, zal de man of vrouw zich onmiddellijk herstellen en het insect ofwel verwijderen, ofwel het met belangstelling bekijken, of hij/zij springt panisch op en slaat naar het insect om het te doden of het in ieder geval zo snel mogelijk van het lijf te krijgen. Het personage zou daar zelfs bij kunnen gillen. Zenuwachtigheid – Het plotselinge gefladder van een nachtvlinder kan een nerveus persoon laten schrikken. Een dergelijke scène kan gebruikt worden om te laten zien (we willen het tenslotte niet vertellen) dat onze held nerveus is. Hij breekt in in een huis en sluipt voorzichtig rond om niemand wakker te maken. Er heerst totale stilte. Zijn zenuwen zijn gespannen, en dan ... een nachtvlinder fladdert langs zijn hoofd. Angst – Je held, een arachnofoob, zit vastgebonden op een stoel. Hij ziet een grote spin over de grond, of over het plafond, naar hem toe kruipen. Hij kan er niet onmiddellijk iets aan doen, noch kan hij vluchten... Irritatie – Een vlieg die om je heen zoemt en telkens op je hand gaat zitten terwijl je aan je computer aan het werk bent, of een mug die je 's nachts uit je slaap houdt. Ik weet zeker dat de meeste mensen daar zeer geïrriteerd van raken. Afgrijzen – Een boer doet zijn schuurdeur open. De stank slaat hem tegemoet en hij wordt onmiddellijk omgeven door een grote massa bromvliegen. Hij slaat wild om zich heen. Een lijk, denkt hij, er moet een lijk liggen. Maar van wat – of wie? Ontspanning – Een zomeravond. De zon is net onder. Het is nog warm, en stil. Een man en een vrouw zitten buiten op een bankje met de armen om elkaar. Ze zeggen niets, maar luisteren naar de stilte. Dan gaan de krekels tjirpen... Ahh!