Reisverhalen schrijven

Reizen maakt schrijflustig. Maar ook omzwervingen in de geest kunnen prachtige verhalen opleveren. Waar moet je als reisschrijver op letten?

Reizen doet schrijven. Je dagelijkse omgeving ken je goed genoeg, zie je eigenlijk niet meer goed, terwijl de reisomgeving zich in haar volledige nieuwheid voortdurend aan je openbaart. Alle zintuigen worden op scherp gezet. Om dat te kunnen verwerken, een betekenis te geven, grijp je naar de pen. En wie ver reist, heeft veel te verhalen, zoals het spreekwoord zegt.

Maar er is nog een andere reden: het reizen zelf stelt ons in de gelegenheid om te schrijven. Als je onderweg bent, ben je immers bevrijd van de dagelijkse beslommeringen die je hoofd en je handen in beslag houden. Niet meer: nog even de biobak legen, nieuwe giro-enveloppen halen, overmorgen is Berend jarig. Een zee van oningevuldheid ligt voor je, waarin gedachten makkelijk kunnen dwalen, indrukken sterk en fris binnenkomen en de hand automatisch de pen kan grijpen.

Spanning en noodzaak

Een belangrijk bezwaar tegen veel reisliteratuur is echter het ontbreken van spanning en noodzaak. Dat geldt net zozeer voor veel bewierookte reisromans als de eerste de beste diapresentatie: als ze een simpele en-toen-en-toen-structuur hebben, zullen ze binnen de kortste keren gaapverwekkend zijn. Je zult een beter narratief idee moeten verzinnen dan een eenvoudige lineaire opeenvolging van gebeurtenissen. Er moet een drijfveer zijn, een diepere reden waarom deze reis gemaakt is – gemaakt moest worden.

Heb je die reden, die rode draad, dat thema te pakken, dan heeft de lezer een kapstok om de gebeurtenissen aan op te hangen, en heb jij als schrijver een beitel om overtollig materiaal te verwijderen. Dan blijkt ook al snel welk materiaal nuttig is en wat er nog ontbreekt. Lees bijvoorbeeld het reisdagboek van Graham Greene, Another Country en leg er zijn magistrale roman The Power and the Glory naast, dan zie je hoe je heel divers, chaotisch reismateriaal kunt omwerken tot een krachtig, spannend boek. Vandaar ook dat het schrijven van een reisverhaal zélf altijd een tocht wordt – een reis naar de essentie van het verhaal. Zoek naar thema’s, vragen, aanknopingspunten, probeer te achterhalen waar je echte vragen schuilen, wat de onvermijdelijkheid van deze reis is. ‘It’s wanting to reach beyond yourself,’ zoals John Krakauer zegt. Luister naar die fluisterende stem – diep binnenin.

Tot slot nog wat losse tips:

  • Maak tijdens het reizen zo veel mogelijk notities – te veel is beter dan te weinig.
  • Maak de aantekeningen niet té uitgebreid, maar zorg wel voor voldoende details.
  • Vergeet vooral niet de reclameborden, opschriften, graffiti, krantenkoppen en leuzen – schriftelijke details doen het goed in een schriftelijk medium.
  • Probeer eens te schrijven als een fotocamera: schrijf bijvoorbeeld op wat je tijdens een taxirit door een stad allemaal ziet en hoort. Blijf schrijven tot de rit stopt, stop zo veel mogelijk.
  • Maak eens een panoramafoto (360 graden rondom) van een druk plein of een markt waar je iets over wilt schrijven, of dat je wilt gebruiken in een verhaal.
  • Neem ’ns een paar gesprekjes op met je walkman of iPod – dialogen en gesprekken zijn erg prettig om te lezen, naast al die beschrijvingen.
  • Natuurbeschrijvingen zijn lastig om te maken en moeilijk om te lezen. Probeer daarom de namen te achterhalen van zo veel mogelijk bomen, bloemen en dieren – de klanken en woordpatronen zeggen soms meer dan ellenlange beschrijvingen.
  • Vergeet het perspectief niet: van wiens standpunt uit wordt dit verteld? Als je zelf de verteller bent mogen er ook gedachten, twijfels en ideeën in voorkomen – dat maakt het geschrevene menselijk en het lezen gemakkelijker.
  • Je hoeft niet altijd de reis op een lineaire manier na te vertellen: probeer eerst de kern van je betoog samen te vatten en begin vervolgens met een scène die deze kern, dit thema inleidt. Voorbeeld: de tegenstelling tussen armoede en rijkdom. Begin met dat superluxe hotel, waarachter de eerste hutjes van de sloppenwijk staan.