Fantaseren is te leren

Fantaseren: de een heeft het, de ander wat minder. Voor een verhalenverteller is het meer dan een pré: wie niet kan verbeelden, kan nauwelijks fictie schrijven. Toch blijkt telkens weer dat ook fantaseren een techniek is die je met enige goede wil makkelijk onder de knie kan krijgen. Hier een checklist.
  • Ga ergens zitten waar het rustig is, en waar je niet afgeleid kunt worden.
  • Doe je ogen dicht, en probeer je in te denken dat je ergens anders bent.
  • Dit is de situatie. Het is winter, en je zit in een hotelkamer, ergens in Nederland. Beantwoord nu deze vragen.
  • 1. Je bent hier met een speciaal doel dat je zelf mag verzinnen. Bedenk waarom je hier bent. Wat is de reden dat je zover bent gereisd?
  • 2. Probeer de omgeving een kleur, een plek, een tekstuur te geven. Hoe groot is de kamer?
  • 3. Wat is het uitzicht uit het raam? Wat voor geluiden hoor je?
  • 4. Hoe voelt de stoel waar je op zit? Van wat voor materiaal is hij gemaakt? Heeft hij armsteunen, een voetenbankje? Wat valt je nog meer op aan deze stoel waarop je zit?
  • 5. Hoe is het licht in de kamer? Hoe wordt de kamer verlicht?
  • 6. Is het koud, warm? Hoe wordt de kamer verwarmd? Ligt er een tapijt? Is het behaaglijk?
  • 7. Je leest een boek. Wat is de titel ervan? Waarom lees je het?
  • 8. Je hebt dorst en drinkt. Wat drink je? Uit wat voor soort glas of kop?
  • 9. Wat voor kleren heb je aan? Beschrijf ze?
  • 10. Hoe voel je je? Wat houdt je bezig?
  • Nu gaan we weg uit Nederland, en gaan naar een plek in de bergen. Een bergdorp, waar een hotel staat – groot, klein, knus of overdadig luxe. Zet je zelf in die hotelkamer en beantwoordt bovenstaande vragen opnieuw.
  • Hierna gaan we zelfs tijdreizen. We verplaatsen de scène naar een, twee, vijf of tien eeuwen terug. Weer zit je in de kamer van een herberg, weer met een bepaald doel. Beantwoordt de vragen weer.
  • Leg nu de drie fantasieën naast elkaar. Wat levert het boeiendste, spannendste verhaal op?