Afbeelding

Anjet Daanje - Het lied van ooievaar en dromedaris

Door Dieb den Boer - wikiportret.nl, CC BY 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=36721224

Waarom vertellen soms beter is dan vertonen

In haar alom geprezen roman Het lied van ooievaar en dromedaris, waar ze de Libris Literatuurprijs 2023 mee won, geeft Anjet Daanje een masterclass in vertellend schrijven.

Luidt een van de beroemdste schrijfadviezen wereldwijd niet show don’t tell? Zeker. Wie schrijft in scènes en daarbij gebruikmaakt van beelden en specifieke details – met andere woorden showing (vertonen) – zorgt voor een levendige leeservaring. De lezer krijgt de ruimte om zelf conclusies te trekken over de personages of het verhaal, in plaats van dat alles wordt voorgekauwd, letterlijk verteld. Toch prijkt er momenteel een roman op de bestsellerlijsten die ook nog eens geprezen wordt door critici en waarin meer dan zeshonderd bladzijden lang wordt verteld. Waarom heeft Anjet Daanje gekozen voor deze techniek?

1. Een Brontëverhaal

Het lied van ooievaar en dromedaris is een roman die zich moeilijk laat samenvatten. Hoofdpersoon Eliza May Drayden is gebaseerd op de beroemde negentiende-eeuwse Emily Brontë, auteur van Woeste hoogten. Daanje schreef elf verhalen over de tijd na Brontës dood. In elk van die vertellingen waart de geest van Drayden – soms letterlijk – rond. Daarnaast bevat deze roman fragmenten uit (fictieve) biografieën over de Brontës. De zussen Brontë – Anne, Charlotte en Emily – schreven heel vertellend. Dat was gebruikelijk in de negentiende eeuw. Zo heeft Anne Brontës roman De huurder van Wildfell Hall de vorm van een brief waarin de hoofdpersoon zijn verhaal brengt. Het is dus passend dat Daanje in deze roman – die, naast een heleboel andere dingen, een hommage is aan de Brontës – gekozen heeft voor die vertellende stijl.

2. Vertonend vertellen

Eigenlijk is er niets mis met vertellen, zolang die vertellende tekst de ingrediënten bevat die ook een vertonende tekst zo aantrekkelijk maken: details, sterke beelden, een levendigheid, een zintuiglijkheid. Het is dus de kunst om die aandachtspunten niet uit het oog te verliezen wanneer je op een vertellende manier schrijft. Dat weet Daanje heel goed. Lees maar even dit fragment (de namen zijn voor de schapen):

Ze geeft hem ’s ochtends brood mee en een thermosfles warme thee en twee appels. Het brood eet hij, de thee drinkt hij, de twee appels snijdt hij in stukjes, die hij zittend in de weide op zijn berg aan de schapen voert. (…) Hij raakt net zo aan hen gehecht als zij aan hem, hij geeft hun namen, Charles, Charlotte, Eliza May, Agnes, Emily. En ook van de dappere planten, die in het voorjaar uit de kale grond omhoogschieten en met hun bloemen de rotsen blauw en geel kleuren begint hij te houden, en van het kniehoge, bloeiende gras dat, nu daar geen schapen meer grazen, de begane grond van hun huis bedekt, en van de stekelige bramen die zich niet laten uitroeien, en van het wispelturige, ongastvrije weer.

Deze tekst gonst van de details. Je kan goed zien dat Daanje hier geen scène schrijft. In de laatste paar regels beschrijft ze de lente, de (late) zomer en de herfst. Er wordt met andere woorden samengevat, het gaat niet over één moment. Dit gebeurt op een heel zinderende, levendige manier, het leest niet als een saai resumé.

3. Niet alles heeft evenveel aandacht nodig

Dit is een roman die bijna twee eeuwen omspant. Er gebeurt ontzettend veel. Het is helemaal niet mogelijk om alles in scènes te brengen. Dan zou het boek nog dikker worden. Daanje weet heel goed wanneer ze de dingen moet samenvatten en wanneer ze dient te vertragen en in te zoomen. Zo wordt het huwelijk van twee personages samenvattend beschreven:

Ze trouwen op een mooie herfstdag, hij in een zwart kostuum van zijn vader, zij in haar zondagse jurk, meer wil ze niet, ze weigert zich voor gek te laten zetten, zegt ze.

Op cruciale momenten weet de schrijfster wel degelijk te vertragen. Een voorbeeld:

Bibberend en zuchtend zit Lena in de schemerige zijkamer te wachten, terwijl de bezoekers de salon binnen gaan. Zesentwintig, tweemaal dertien, zijn het er maar, want Lena’s vader wil dat de voorstelling exclusief is en intiem, als een huiskamer bij vrienden thuis, dan geven toeschouwers meer geld, zo weet hij. (...)

Stiekem bevat deze vertellende roman een hoop scènes. Alleen valt dat niet op, omdat de tekst nauwelijks dialoog bevat.

4. Eerste rij

Het probleem bij vertellende passages is vaak dat de tekst te afstandelijk blijft. Niet zo in deze roman. De schrijfster doet er alles aan om ervoor te zorgen dat je als lezer het gevoel krijgt op de eerste rij te zitten. Kijk maar even naar dit fragment over een man die geobsedeerd is door een boekje dat hij is kwijtgeraakt:

Iedere zaterdag, en vaak ook zondag, gaat hij naar hun berg om daar naar het boekje te zoeken, als het regent, als het waait, als de zon schijnt, als het warm is, als het vriest, hij rijdt de anderhalf uur heen en de anderhalf uur terug, en hij zoekt. Het maakt niet uit dat hij het boekje niet vindt, hij weet dat hij het niet zal vinden. De hele week denkt hij aan het weekend, hij stippelt een route uit, over de berg, in de weiden, door het dal, over de pas.

Over de auteur

Kathy Mathys is schrijfster, literair journalist en docent creatief schrijven. www.kathymathys.nl

Dit artikel verscheen eerder in Schrijven Magazine 6 van 2022.