UKV’s van de week: hersenspinsels en lege vertrekken

Iedere week zetten wij vijf ultrakorte verhalen in de schijnwerpers. Wil jij ook een ultrakort verhaal schrijven? Doe mee in onze Facebookgroep.

Aaltje van Wieringen - Hersenspinsels

5 september

Het ellendige woordenmonster heeft een gat ergens in zijn romp waar een stroperige substantie uit vloeit. Zo gauw het met mijn hersens  in aanraking komt stolt het in lange slierten.
Vannacht heeft de vraatzuchtige snoodaard zich via het oor in mijn hoofd naar binnen gewerkt en is nu bezig het kleine beetje hersenkwabben die ik nog bezit, te omwinden.
Langzaam glijden de geluiden weg en neemt het laatste zachte fluiten af. Met een steeds doffer wordend hoofd neemt echter het grijs voor me in omvang toe zodat ik de toetsen nog ternauwernood kan onderscheiden. Het weefwerk sluit zich. Aju!

Rom Molenmaker - Lege vertrekken 

5 september 

In verhalen zijn woorden altijd op zoek, speurend naar de goede plek, de juiste intonatie. Het doel is dat ze ertoe doen, hun licht laten schijnen, de moeite waard zijn.
Dit verhaal gaat over een woord dat verdwaald is, en als dat te lang duurt zal het zijn betekenis verliezen.
Koortsachtig en ongeduldig hunkert het naar een veilige locatie, maar overal wordt het geweigerd, weggewuifd, niet serieus genomen.
In het hoofd van de schrijver raakt het verstrikt in mistflarden, lege vertrekken en doolhoven tot het hopeloos verloren raakt.
Tenslotte lost het op in het niets, het woord hersenspinsel.

Luc Vos - Strijken

5 september

Bijna kreukloos ben ik, als ik ‘s morgens uit mijn bed rol. Gladgestreken door de slaap die aan elke rimpel zijn eigen nachtmerrie geeft en die onder een pletwals schreeuwend naar buiten duwt. Tot mijn huilende geest voldoende is platgeslagen en weer even verder kan. 
Opnieuw wachtend op de vernietigende blikken op de trein, de denigrerende opmerkingen van de baas of de lachende jongeren als ze mij in de metro voorbijlopen. 
Een in elkaar gefrommelde vod ben ik als ik uitgeput tussen de lakens kruip. Steeds meer gekreukt. Angstig hopend dat ook deze nacht zijn strijkwerk nog krijgt gedaan.

Nel Goudriaan – Frinsels

6 september

Sinds een week wonen er frinsels in mijn tuin. Bij helder maanlicht lichten hun doorschijnend witte gestaltes op. Ze dansen sierlijk tussen bloemen en struiken. Als ik ze aan wil raken, verdwijnen ze, alsof ze er nooit zijn geweest.
Ik sluip door de tuin. Achter de braamstruik klinkt gefluister. De bladeren ritselen, maar de frinsels zie ik niet. 
In het licht van de volle maan beweeg ik me in de richting van het geluid. Ik pluk een donkerpaarse, rijpe braam.
Dan gebeurt het wonder. Twee frinsels strijken neer op mijn hand. Even, heel even raak ik ze aan.

Robert van der Meulen – eenentwintig

6 september

Ik was eenentwintig, ik kocht een motorfiets waarop ik oerendhard rondreed, ik discussieerde ostentatief, vooral met ouwelullen. Als ik het verloor won ik toch, want ik wist dat ik gelijk had. Ik was de Ondragelijk Arrogante. Ik hield van veel, maar bovenal hield ik van ik. Mijn lievelingslied kwam van Jacques Brel. Vooral vanwege de regels:
Burgerij, mannen van ‘t jaar nul
Vette burgerkliek, vette vieze varkens
Burgerij, tamme zwijnenspul
Al die burger is, is een ouwe….
Mijn jongste is eenentwintig. Hij weet dat hij gelijk heeft, want ik ben van ’t jaar nul. Gelukkig koopt hij geen motorfiets.