Afbeelding
Johannes Plenio
Johannes Plenio
17 januari
‘Hallo buurvrouw!’ roept het meisje vrolijk, als ze de oudere dame voorbij huppelt op de stoep. De dame glimlacht en belt thuis haar dochter, die ze sinds de ruzie niet meer gesproken heeft.
‘Ik hou van je,’ zegt de dochter die middag tegen haar man, met wie ze al tijden vooral de agenda deelt.
‘Ik kook wel,’ zegt de echtgenoot en hij springt op de fiets richting traiteur, die zo blij is met de ruimhartige fooi dat hij een bos bloemen koopt voor zijn vrouw.
‘Geboren!’ staat er negen maanden later boven de twee advertenties in de krant.
17 januari
Geluidloos schrijdend, haar kin omhoog, in slow-motion zo lijkt het, verblijdt ze me met haar vorstelijke aanwezigheid. Vereerd steek ik een hand haar richting uit, ik wil haar satijnen haren strijken.
Haar hautaine houding laat me zonder woorden weten er niet van gediend te zijn. Haar slanke kontje op weg naar haar privé hoekje zie ik zwoel zwaaien.
Ik ben niet verbolgen, zo is nu eenmaal haar aard.
Als haar werkzaamheden uitgevoerd zijn, slentert ze laconiek in dezelfde genoegzame hoedanigheid van eerder voorbij.
Tien seconden later zeilt een zweem van een obsceen, weerzinwekkende kaklucht mijn neusgaten binnen.
18 januari
Hij leende en manipuleerde zich een weg door het leven, waarbij zijn ego even groot was als zijn gevoel voor drama. Een foto van zijn jonge gezin voor het naburige kasteel sierde jaarlijks zijn kerstwens, een afkomst suggererend die hij zo graag had gewild.
‘Tot in de eeuwigheid,’ declameerde hij, als iemand hem uiteindelijk de deur wees. Zijn kinderen aansporen tot opschieten deed hij eveneens in stijl: ‘ad-for-ce-ren,’ iedere lettergreep autoritair benadrukkend.
Zijn nalatenschap is nog altijd een bron van vermaak. Zijn nazaten hebben het over een “rontonde” nemen, “subsilie” aanvragen en zeggen “cheese” als ze hun glas heffen.
18 januari
Ik wandel door het Museum van Kunst en Geschiedenis. Mijn ogen zijn hongerig. Ze proberen elk kunstig aangebracht detail te vereeuwigen in mijn hoofd. Ik wil zoveel mogelijk zien.
Plots haken twee indringende ogen zich vast in mijn blik. Een uil, vereeuwigd op een negentiende eeuwse Japanse drukprent, trekt mij zijn wereld in. Ik stop. We staren elkaar aan. Tweehonderd jaar geleden en heden versmelten in één enkel ogenblik. De tijd wacht onbeweeglijk af. Dan zie ik mezelf heel even door de ogen van de uil.
Glimlachend loop ik verder, netjes op de lijn naar een volgende prent.
19 januari
Mathilda is erg vergeetwezig . Doet ook vaak dingen lukweg. Zo wangeregeld zou ik niet kunnen leven. Bij mij gebeurt alles met een overplanning.
Kijk, ze heeft haar sleutels in het slot laten zitten, even aanbellen.
'Wie is daar? Ik doe zo open, eerst mijn sleutels zien te vinden.'
'Je buurvrouw. Daarom belde ik aan, je sleutels zitten aan de buitenkant in het slot.'
De voordeur gaat open.
'Gelukkig dat jij ze zag, ik zou mijn hoofd nog vergeten als dat niet vast zou zitten.'
'Ma ma maar Mathilda, je hebt gehelemaal geen hoofd!'
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.