Afbeelding
Pixabay
Pixabay
Als lezer van dit artikel zul je waarschijnlijk vinden dat taal heel belangrijk is. Natuurlijk is taal een serieuze zaak, maar dat wil nog niet zeggen dat daar geen leukere kanten aan zitten. Peter van der Horst heeft daar een boek over geschreven: Taaleigenaardigheden. Onze taal – leuk en leerzaam. Je vindt daarin geen flauwe, dubbelzinnige woordgrapjes, maar wel allerlei wat luchtiger onderwerpen. In deze reeks artikelen wil hij daar graag iets over kwijt. Deze keer over stopwoorden.
Het zal je vast weleens opgevallen zijn dat sommige mensen wel heel vaak hetzelfde woord gebruiken. Een woord dat eigenlijk geen of bijna geen zin heeft. ‘Eigenlijk’? Dat was meteen al een voorbeeld van wat ik bedoel, namelijk stopwoorden: betekenisloze woorden of zinswendingen die iemand opvallend vaak gebruikt. Een paar andere zijn eh, zeg maar, ik heb zoiets van… en wat je dan ziet, is… Ze worden bijna alleen in spreektaal gebruikt.
Een overbekend en tijdloos stopwoord is eh. Je zou denken dat deze hapering totaal geen zin heeft, maar eh heeft wel degelijk een functie. Met stopwoorden als eh probeert de spreker te maskeren dat hij niet goed uit zijn woorden komt. Daar is zelfs wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Een stopwoord geeft de spreker de kans geeft om na te denken hoe hij de rest van zijn zin zal formuleren. Het is ook een goed middel om aan het woord te blijven en te voorkomen dat iemand anders je in de rede valt.
Eh heeft nog een andere functie. Je kunt er de luisteraar duidelijk mee maken dat er een lastig, niet zo gebruikelijk woord volgt. In een radioprogramma hoorde ik eens uitleggen wat het woord van de week was: Het woord van de week is eh stikstoffuik. Onbewust bereidt de luisteraar zich voor op wat komen gaat. Bij eenvoudige woorden ligt het gebruik van eh minder voor de hand, zoals: Ik wist niet dat deze eh zanger al zo lang optreedt.
Het valt me de laatste tijd op dat sommige sprekers om de haverklap ja in hun zinnen verwerken. Niet als een bevestiging, als antwoord op een vraag, maar als een soort stopwoordje, misschien wel in plaats van het aarzelende eh. Als je erop gaat letten, is het nogal irritant. Bijvoorbeeld: Ik vraag me af of dit ja de verantwoordelijkheid van de werkgever is. Of: Ik denk ja dat het ja de bedoeling is dat …
En dan zeg maar. Je hoort dit tot vervelens toe. Ik heb zeg maar niet zo’n zin om weg te gaan. Mijn vrouw bakt zeg maar de lekkerste taarten. Hoezo zeg maar? Je kunt beter gewoon zeggen wat je bedoelt. Het is een wauwelwoord, waarmee je alles wat minder letterlijk maakt. De luisteraar raakt geïrriteerd als die in bijna elke zin zo’n stopwoord hoort.
Zeg maar lijkt een teken van een gebrek aan zelfvertrouwen. De zin wordt uit onzekerheid afgezwakt met zeg maar. Hiermee lijkt de spreker, bewust of onbewust, steun te zoeken voor zijn of haar standpunt.
Jan Mulder, oud-voetballer en schrijver van verhalen en columns, gaf in het tv-programma De Wereld draait door een maandelijkse Top 5 van ergernissen. Een daarvan was zeg maar, waar hij zich mateloos aan ergert: ‘Iedereen zegt dat, na elke zin.’ Hij had eens een dag lang wat voorbeelden op tv verzameld. Een paar daarvan: Ik had een maatje, zeg maar. Het gaat licht tot matig vriezen, zeg maar. Zoals ik al aangaf, zeg maar. Ik kan falen en kan weer terugkeren, zeg maar.
Nog een, die ik zelf heel hinderlijk vind: eigenlijk. Je kunt de radio of tv niet aanzetten of je hoort in elke paar zinnen wel een keer het nietszeggende eigenlijk. Eigenlijk is er nog niet zoveel bekend over dit verschijnsel. Kan ik u ergens mee helpen? Eigenlijk wel. Hoe gaat het met je? Eigenlijk heel behoorlijk. Dit onnadenkend gebruik van eigenlijk, zonder enige betekenis, lijkt mij een uiting van bescheidenheid of onzekerheid, maar het wordt ook wel gebruikt om iets op een wat prettiger manier te zeggen. Als antwoord op de vraag Kom je morgen nog? doet Ik kan eigenlijk niet prettiger aan dan Ik kan niet.
Psycholinguïst Geertje van Bergen heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van eigenlijk. Volgens haar gebruik je dat woord om de luisteraar te waarschuwen: ‘Je bereidt iemand voor omdat je iets onverwachts gaat zeggen.’ Een voorbeeld: Ik moet eigenlijk nog stofzuigen, maar dat kan ook morgen wel.
Als het niet om die onvoorspelbare optie gaat, is eigenlijk als stopwoord niet alleen overbodig maar zelfs irritant. Zomaar een paar voorbeelden na een kwartiertje radio luisteren: Toen ik op de Hoge Veluwe was, was het weer eigenlijk nogal slecht. De wedstrijd moest gestaakt worden omdat er eigenlijk te veel vuurwerk werd afgestoken. Als er zoveel mensen aanwezig zijn kun je eigenlijk spreken van een grote belangstelling.
Een aantal stopwoorden en zinnen hebben de revue gepasseerd, maar er zijn nog veel meer voorbeelden van te geven, zoals een dingetje, een soort/soort van, iconisch, sowieso. Het gaat vaak om een enkel woord dat te pas en te onpas wordt gebruikt, maar het kan ook om hele zinsdelen zonder enige toegevoegde waarde gaan, zoals het nietszeggende Ik heb zoiets van… Hier nog een paar voorbeelden: Dat is een goede vraag. Het zou zomaar kunnen dat… Wat je dan hoort/ziet… Echt mijn ding.
Ik stel voor om stopwoorden zo veel mogelijk te vermijden, want ze kunnen – zoals ik wel duidelijk heb gemaakt – nogal hinderlijk zijn.
Peter van der Horst is zelfstandig taal- en tekstadviseur. Veel meer over allerlei bijzondere taalverschijnselen is te vinden in zijn nieuwe boek Taaleigenaardigheden; onze taal – leuk en leerzaam. Uitgeverij Garant, 171 blz., € 18,50. Onze Taal: ‘Het is een leuke verzameling eigenaardigheden, met prima uitleg en veel aansprekende voorbeelden, en het leest lekker door.’
Eerder schreef hij onder andere Redactiewijzer, Stijlwijzer, Nieuwe leestekenwijzer en Duidelijke taal.
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.