Afbeelding
Pixabay
Pixabay
Als lezer van dit artikel zul je waarschijnlijk vinden dat taal heel belangrijk is. Natuurlijk is taal een serieuze zaak, maar dat wil nog niet zeggen dat daar geen leukere kanten aan zitten. Peter van der Horst heeft daar een boek over geschreven: Taaleigenaardigheden. Onze taal – leuk en leerzaam. Je vindt daarin geen flauwe, dubbelzinnige woordgrapjes, maar wel allerlei wat luchtiger onderwerpen. In deze reeks artikelen wil hij daar graag iets over kwijt. Deze keer over eufemismen.
Reorganisatie, extra reistijd en vomeren lijken niets met elkaar te maken te hebben, maar er zijn wel overeenkomsten. Ze noemen alle drie een enigszins negatieve zaak op een minder nare manier.
Met het woord reorganisatie is natuurlijk niets mis als je daarmee opnieuw, anders organiseren bedoelt. Maar het wordt ook gebruikt voor een grondige sanering met vele ontslagen. Dan klinkt reorganisatie toch minder naar, al komt het op hetzelfde neer.
Als je op het perron hoort omroepen dat je rekening moet houden met extra reistijd wil dat gewoon zeggen dat de trein vertraging heeft en dat je dus langer moet wachten. Maar het doet misschien minder vervelend aan.
En dan vomeren, een deftig woord voor overgeven. Het is niet echt een plezierig woord, maar het doet prettiger aan dan overgeven, braken of het wel erg populaire over je nek gaan.
Op die manier worden allerlei minder aangename zaken voorgesteld met verzachtende, vriendelijker, mooiere woorden. Deze stijlfiguur heet eufemisme: een verzachtend woord voor iets dat onaangenaam, aanstootgevend of beangstigend wordt gevonden. Je zou kunnen zeggen dat je er enigszins mee om de tuin wordt geleid.
Het gaat vaak om onderwerpen waar je het liever niet over hebt, zoals dood, ziekte, ouder worden en ontslag. Ook heeft het soms te maken met dingen die gênant worden gevonden, bijvoorbeeld toiletbezoek en seks. Taboes dus. Met een eufemisme wordt geprobeerd om het beladen karakter van bepaalde woorden te omzeilen.
Het is heel normaal dat je probeert de gevoelens van iemand te sparen. Over een dikke man zeg je dan Hij is een beetje corpulent in plaats van Hij is nogal dik. Ze heeft te diep in het glaasje gekeken klinkt minder vervelend dan Ze is dronken. En Ik vind die jurk echt lelijk is eufemistisch Die jurk is niet echt mijn smaak. Als iemand doof is, zeg je dat hij hardhorend/hardhorig of slechthorend is. Een blinde wordt wel visueel gehandicapt genoemd. En iemand die arm is, noem je liever minvermogend.
Uit bijgeloof, ontzag, angst en eerbied voor het bovennatuurlijke zijn er al lang geleden verzachtende of verhullende namen verzonnen voor God. Een paar: de Allerhoogste, de Almachtige, de Gezegende. De angst om de naam van God uit te spreken zie je ook terug in allerlei vervormingen van zijn naam in verwensingen en vloeken: gut, potdorie, jasses, jesses enz.
Men keek ook wel uit om de duivel bij naam te noemen, vandaar bijnamen als Joost (‘Joost mag het weten’), droes, drommel, de boze en koekoek. Koekoek? Hier wordt niet de gelijknamige vogel maar de duivel bedoeld, zoals in de uitdrukking ‘Dat haal je de koekoek’ of ‘Loop naar de koekoek’.
Eufemismen worden ook gebruikt uit fatsoensoverwegingen, om woorden te vermijden die misschien niet netjes gevonden worden. Zo zijn er heel wat omschrijvingen verzonnen voor naar de wc gaan, bijvoorbeeld Kan ik ergens mijn handen wassen? En naar achteren gaan, mijn neus poederen. En dan de vele eufemismen voor wc: kleinste kamertje, een zekere plaats. En schertsend: de plaats waar zelfs de koning (keizer) te voet gaat.
Overlijden en begraven zijn ook taboeonderwerpen. Vandaar inslapen en het tijdelijke met het eeuwige verwisselen in plaats van overlijden. En ter aarde bestellen voor begraven.
Er zijn ook eufemismen voor allerlei ziekten bedacht, bijvoorbeeld een slepende ziekte voor kanker of aids, en tbc voor tering. En als een patiënt uitbehandeld is, betekent dat niets anders dan dat er niets meer voor hem/haar gedaan kan worden.
Ook leeftijd is natuurlijk altijd al een heet hangijzer geweest. ‘Mensen op leeftijd’ willen niet graag oud genoemd worden. Nadat ze met bejaarden waren aangeduid, werd dat senioren en ouderen, op leeftijd of van rijpere leeftijd. En geïnspireerd door de Franse benaming voor deze leeftijdsgroep: derde leeftijd. De stokoude opa van 90 wordt niet oud genoemd, maar – enigszins gekscherend – 90 jaren jong. En wat vind je van andere ironische omschrijvingen als niet meer zo piep, niet meer zo jong als hij was of veertig, vijftig lentes?
En dan zijn er ook heel wat eufemismen op het gebied van beroepsnamen, om aan een beroep wat meer waarde te geven. Zo is de werkster opgeklommen tot interieurverzorgster of interieurhygiëniste, de kapper werd coiffeur en daarna haarstylist, de vuilnisman noemen we milieuwerker of hygiënisch assistent en tegen de cipier zeggen we nu penitentiair beambte.
Nog een paar beroepsnamen die blijkbaar niet goed genoeg gevonden werden? Schoolmeesters gingen onderwijzers heten. En onderwijzers werden leraren om de concurrentie met de ‘echte’ leraren aan te gaan. Die laatste categorie liet zich toen liever docenten noemen. Tegen een verpleegkundige mogen we al lang geen verpleegster of verpleger meer zeggen. En de verzekeringsagent sluit al enige tijd verzekeringen af als verzekeringsadviseur. We hebben wel meer adviseurs, bijvoorbeeld hypotheekadviseur, organisatieadviseur, tekstadviseur. En als adviseur niet meer goed genoeg wordt gevonden, maken we daar consultant van: IT consultant, management consultant, human resource consultant
Tot zover de beroepen. In het verlengde daarvan dringt zich de gedachte op aan juist geen werk hebben. Werkloos zijn dus. In plaats daarvan hebben we het liever over inactief, zelfstandig, werkzoekend, niet betrokken bij het arbeidsgebeuren, met een afstand tot de arbeidsmarkt, tussen twee banen in.
Ook om ontslag mee aan te geven is men heel vindingrijk. Een paar verzachtende formuleringen: afstemming van het personeelsbestand op de dalende vraag, ombuigen van het personeelsbestand, een besparing op de arbeidskosten.
Op het gebied van politiek, overheid en bedrijfsleven zijn er nogal wat eufemismen te vinden. Ik noemde al reorganisatie voor ontslagen. Als een bedrijf het over een prijsaanpassing heeft, gaat het nooit over verlaging van de prijs maar om verhoging.
Geen enkele politicus neemt graag de kreet bezuiniging in de mond, want daar maak je je niet populair mee. Ze gebruiken dan liever ondoorzichtige termen als inlevering, neerwaartse bijstelling, bijstellen van de uitgaven, herverdeling van middelen, beleidsombuiging.
Een eufemistisch woord wordt na verloop van tijd soms niet verzachtend genoeg gevonden. Er komt dan een nieuwe verbloemende benaming voor. Zo werd een gekkenhuis eerst krankzinnigengesticht genoemd, later gesticht, toen psychiatrische inrichting, psychiatrisch ziekenhuis, psychiatrisch centrum.
En dan onderontwikkelde landen. Dat klinkt wel heel negatief. Vandaar de eufemistische varianten minder ontwikkelde landen, daarna ontwikkelingslanden en derdewereldlanden.
En zo zijn er nog wel meer. Wat dacht je van de eufemismenreeks invalide – mindervalide – andersvalide – gehandicapte – personen met een handicap – mensen met een beperking – mensen met mogelijkheden.
Of: gastarbeider – buitenlander – immigrant – allochtoon – medelander – nieuwe Nederlander – inwoner met een migratieachtergrond.
Peter van der Horst is zelfstandig taal- en tekstadviseur. Veel meer over allerlei bijzondere taalverschijnselen is te vinden in zijn nieuwe boek Taaleigenaardigheden; onze taal – leuk en leerzaam. Uitgeverij Garant, 171 blz., € 18,50. Onze Taal: ‘Het is een leuke verzameling eigenaardigheden, met prima uitleg en veel aansprekende voorbeelden, en het leest lekker door.’
Eerder schreef hij onder andere Redactiewijzer, Stijlwijzer, Nieuwe leestekenwijzer en Duidelijke taal.
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!