Afbeelding

dt-fouten voorkomen
  • energypic

Dt-fouten: 7 gouden tips om ze te voorkomen

Iedereen maakt zich weleens schuldig aan dt-fouten. Zelfs de meest uitstekende speller kan af en toe foutjes maken. Hieronder delen we 7 gouden tips om in gedachten te houden, zodat je deze fouten zoveel mogelijk voorkomt.

1. Homofonen

Homofonen zijn werkwoorden met dezelfde klank, maar met verschillende spellingen, waarin vaak fouten worden gemaakt. Een voorbeeld hiervan is: ‘’Zij vermijdt de steegjes in het donker’’. Bij het uitspreken van het woord is het niet duidelijk of er een ‘d’ of ‘dt’ wordt toegevoegd. Ook hier kun je het handige hulpwerkwoord ‘lopen’ gebruiken. ‘’Zij loopt de steegjes in het donker’’. Nu is er wel duidelijk te horen dat hier een ‘t’ hoort. Bij de derde persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet altijd een ‘t’ worden toegevoegd aan het werkwoord, behalve bij onregelmatige werkwoorden.

2. Tegenwoordige tijd

In de tegenwoordige tijd wordt bij de tweede en derde persoon enkelvoud (dus je, jij, hij/zij en het) altijd een extra ‘t’ toegevoegd. Dit hoeft natuurlijk niet als het werkwoord al eindigt op een ‘t’ zoals bij: jij eet. Bij werkwoorden die eindigen op een ‘d’, zoals bij het werkwoord, hoor je de extra ‘t’ niet, maar deze moet bij de tweede en derde persoon enkelvoud ook altijd worden toegevoegd. Stel je de vraag in jij-vorm, dan is het belangrijk om hierop te letten, want dit wordt vaak fout geschreven. In het voorbeeld: Vind je het lastig? Is geen extra ‘t’ toegevoegd, omdat de regel hier niet van toepassing is. Je kunt dit checken door de vraag te vervangen met een ander werkwoord, zoals: Ga je morgen mee? Dan zie je namelijk dat ook hier geen extra ‘t’ wordt toegevoegd.

3. Verleden tijd

Ook in de verleden tijd worden regelmatig ‘d’ en ‘t’-fouten gemaakt. Hoe zit dat nou ook alweer? Het bekendste ezelsbruggetje in de werkwoordspelling is ‘t kofschip. Voorbeelden van werkwoorden die binnen deze regel vallen zijn: Hij fietste, maakte, lachte, faxte. Voorbeelden die buiten deze regel vallen zijn: Hij huilde, verontschuldigde, legde, wankelde.

 4. Engelse woorden

Veel Nederlandse woorden zijn afkomstig uit het Engels. Werkwoorden zoals ‘facebooken,’twitteren,’ en googelen’, zijn ontstaan uit Engelse termen. Andere woorden zijn ‘bloggen’, ‘chatten’, en ‘downloaden’. Het gebruik van deze woorden in de verleden tijd kan soms verwarrend zijn. Er verschijnen allerlei soorten creatieve varianten, zoals ‘hij wordt gecanceled’ of ‘gecancelled’, terwijl het eigenlijk gewoon ‘hij wordt gecanceld’ is. Maak het vooral niet ingewikkelder dan dat het is!

5. Overcorrectie

Niet onbelangrijk is om in gedachten te houden dat er zoiets als overcorrectie bestaat. Wanneer je te veel probeert te corrigeren zul je merken dat je juist onnodige fouten met ‘dt’ zult maken.

6. Lees je werk na

Een van de beste manieren om dt-fouten te voorkomen is om fouten uit je eigen tekst te vissen. Vaak maken we deze foutjes omdat we niet zorgvuldig hebben geschreven. Neem dus de tijd om je eigen tekst na te lezen, waarbij je je focus legt op de werkwoordsvormen en de correcte toepassing van dt.

7. Zoek het bij twijfel op

Wanneer je twijfelt over de spelling van een werkwoord is het verstandig om het op te zoeken. Raadpleeg betrouwbare bronnen zoals het Groene Boekje, Taal Unie, of Onze Taal. Deze websites geven duidelijke uitleg over taalregels, waardoor foutjes voorkomen worden. Twijfel je over de taalregels? Dan is Google je beste vriend. Kom je er nog niet uit, dan zou je taalforums kunnen bezoeken waar je vragen kunt stellen die worden beantwoord door taalexperts. Het is altijd beter om even de tijd te nemen om dingen op te zoeken, dan fouten te maken die gemakkelijk vermeden kunnen worden.