Afbeelding
Gezer Amorim via Pexels
Gezer Amorim via Pexels
Levensverhalen leven overduidelijk. Het is een mooi genre, waarin schrijven een belangrijke rol speelt in verwerking en rouw. We ontvingen veel naturalistische verhalen, non-fictie, waarin de relatie met de ouder wordt beschreven. Dat is niet verwonderlijk. Vaak eindigt het met emotie van de schrijver. Soms proberen schrijvers een heel leven te vangen in 500 woorden. Dat valt niet mee. Deze drie verhalen sprongen er wat ons betreft bovenuit.
De voorselectie werd gedaan door de redactie van Schrijven Online. De jury bestond uit Brenda van Es en Frank Noë. Maar natuurlijk willen jullie vooral weten of je bij de winnende 3 zit!
De stem van mijn vader, zo stel ik mij voor, zou diep en donker zijn. Lage frequenties met lange golven die je eerder voelt dan hoort. Als een hartslag door de huid, vertrouwd en betrouwbaar.
Zijn stem zou alle woorden spreken die ik horen wil. Mijn tranen weg troosten, mij aanmoedigen. Zijn stem zou verhalen vertellen, mij leren over het leven. Waarschuwen voor gevaar en wijzen op schoonheid. Zijn stem zou zingen: slaapliedjes, feestliedjes en, na een paar glazen wijn, liedjes uit zijn jeugd. Lachen zou zijn stem, om zijn eigen grappen. Nog harder lachen zou hij, om die van mij. Liegen zou de stem, altijd om bestwil en altijd met spijt. Vloeken om onrecht, brullend beschermen. Schelden tegen wie het verdient. De stem van mijn vader, zo stel ik mij voor, zou ooit de mijne zijn.
Maar, mijn vader was zijn stem verloren. Zijn longen, zijn tong, zijn tanden, zijn lippen. Mijn vader lag twee meter diep. Al kon hij spreken, onder de grond, dan was het verspild aan de wormen.
Mijn eigen stem begroef ik met het lichaam van mijn vader. Ik schudde mijn hoofd en knikte en wees, maar woorden liet ik niet gaan. Ik spaarde ze op, stak ze onder stoelen en banken, veegde ze onder tapijt. Ik verstopte mijn stem en hij verstofte, verroestte; ik vergat hem, als die van mijn vader. Raakte ze allebei kwijt.
Gelukkig is daar de stem van mijn moeder. Niet diep, niet donker, maar sprankelend, licht. Hoge frequenties, als de vleugels van een vlinder.
Haar stem troost mijn tranen niet weg, maar huilt met ze mee. Ik mag zo laf zijn, of zo moedig, als ik ben. Haar stem vertelt verhalen die mij leren over mezelf. Wijst me de weg naar gevaar en spreekt vertrouwen uit. Bezingt de schoonheid in wat lelijk lijkt, ontmaskert valse helden. Haar stem zingt strijdliederen, leuzen, oerkreten. Na een paar glazen wijn, kleine liedjes over mijn vader. Haar stem liegt niet, weet niet hoe. Kan snijden met eerlijkheid, maar altijd helen mijn wonden. Vloeken, brullen of schelden doet haar stem alleen zonder andermans oren om haar heen. Ik hoor het soms door de muren. Dan grijp ik mij vast, houd ik mij tegen. Soms moeten mensen schreeuwen in de leegte. Meer dan alles, lacht haar stem. Op elk uur, om de vreemdste redenen. Alles is een grap en wie haar stem hoort lachen, lacht mee.
Ik lach mee.
Ik vind mijn stem terug. Een spraakwaterval breekt door de dijken. Mijn stem struikelt over zijn woorden. Lacht en zingt, in allerlei talen, vloekt en tiert, grapt en vertelt verhalen over waar mijn ogen, neus, oren en tong van hebben geproefd.
Mijn stem is lager dan ik me herinner. Niet diep of donker, geen hartslag, maar ook geen vleugelslag. Het is mijn eigen stem.
Zo lang ik adem zal ik hem gebruiken.
De zinnen lopen niet allemaal even goed, maar de stijl is sprankelend. De tegenstelling tussen de stem van de vader: ‘Lage frequenties met lange golven die je eerder voelt dan hoort.’ En die van de moeder: ‘Hoge frequenties, als de vleugels van een vlinder.’ Mooie uitwerking van wat stemmen van ouders (zouden mogen) doen. Treffend is ook de zin 'Mijn eigen stem begroef ik met het lichaam van mijn vader.' In het verhaal zit een mooie ontwikkeling, die hem brengt naar 'zolang ik adem zal ik hem gebruiken'.
De dag dat mijn radio kapotging, was een ellendige. Ik had muziek nodig tijdens mijn huiswerk. De eerstvolgende zaterdag ging ik met mijn vader per bus naar Utrecht, waar een hele grote audiozaak was. Ik had mijn spaargeld bij me. De verkoper liet me een radio zien maar toonde vervolgens een mono radiocassetterecorder. Deze was zilverkleurig, zo groot als een flinke schooltas, net zo zwaar ook en er zat een handvat aan waarmee je hem kon dragen.
‘Hiermee kun je liedjes van de radio zelfs opnemen en weer afspelen’, zei de verkoper. Ja, dat wist ik allang maar het apparaat was honderdvijftig gulden boven mijn budget en ik had geleerd dat je geen schulden moet maken. Ik wilde er niet eens naar kijken maar mijn vader wel.
‘Irene, muziek is belangrijk en dit is echt een prachtig apparaat waar je veel aan hebt. Koop hem, ik schiet jou de rest van het geld voor.’
‘Maar dan maak ik schulden.’
‘Zie het als bij een hypotheek van een huis, daarbij is het ook een nuttige schuld.’
Terwijl de maanden verstreken gaf ik elke cent zakgeld terug aan mijn vader. Mijn Oma kwam logeren, stopte mij een briefje van tien gulden toe. Mijn vader stond in de kamer en ik reikte het hem meteen aan.
‘Ach kind, dat vind ik toch jammer voor je’, zei mijn Oma.
‘Ik niet’, antwoordde ik opgewekt, ‘Ik heb elke dag zoveel plezier van mijn radiocassetterecorder!’
Mijn vader had kantoor aan huis. Als ik naar school was, leende hij mijn apparaat. Hij had het netjes gevraagd.
Mijn vader kocht cassettebandjes en nam klassieke concerten op die hij later weer afspeelde. Op een dag nam hij met mijn moeder samen de belastingpapieren door. Ondertussen werd er een vioolconcert op de radio uitgezonden, wat hij opnam. Zodra ik uit school kwam, haalde ik mijn radiocassetterecorder weer bij hem op.
Niet lang hierna werd mijn vader ziek en overleed. Ik probeerde zo goed en zo kwaad als dat ging, mijn weg in het leven zonder hem, te vinden. Het lukte me meestal wel om te bedenken hoe hij op alles zou reageren. Zijn geur kon ik nog voor me halen, zeker wanneer ik mijn neus in zijn vilten hoed stak. Ook zijn handschrift kwam ik nog her en der tegen. Op foto’s en small-filmpjes kon ik bekijken hoe mijn vader eruit had gezien. Op de filmpjes zag ik mijn vaders manier van lopen en zijn lippen bewegen maar er zat natuurlijk geen geluid bij. Ik vertelde het mijn moeder.
‘Ik herinner me zijn stem niet meer.’
‘Daar weet ik wel wat op’, zei ze. Mijn moeder pakte een cassettebandje, stopte het in de radiocassetterecorder. Daar klonk onmiskenbaar mijn vaders stem, in plaats van het vioolconcert had hij het gesprek over belastingen tussen mijn moeder en hem opgenomen.
Een mooie combinatie over de 'levensles' van geld & muziek. Het eerste wat je vergeet is het stemgeluid van een dierbare en dat maakt dit thema ook zo bijzonder. Het verhaal begint heel terloops: ‘De dag dat mijn radio kapotging, was een ellendige.’ Dit ogenschijnlijk alledaagse voorval zet een reeks gebeurtenissen in gang dat leidt tot een mooi ingehouden slot: de opgenomen stem van de vader die praat over zijn belastingaangifte.
Twintig minuten later kwam het tweede telefoontje: mijn vader had bepaald dat zijn organen voor transplantaties gebruikt mochten worden. Niet dat daar iets onduidelijk aan was, maar het was de gewoonte om de familie daarin te kennen, en ik was de contactpersoon. Of ik bezwaar had. Ik weet niet of ik het zelf ook zo zou doen, maar dit codicil was zijn keuze. Die wilde ik respecteren. Als iemand anders nog iets aan zijn organen zou hebben – waarom ook niet? Ik kon me nauwelijks voorstellen dat iemand daarop zat te wachten, de organen van een 78-jarige, maar je weet maar nooit. Zijn netvliezen misschien, hij zag nog zonder bril, of zijn nieren, of zijn longen. En opeens bedacht ik het. Geloof me, ik had het niet eerder overwogen, zo zit ik echt niet in elkaar. Ik verzon het ter plekke. “Ik heb nog een vraagje…” “Zegt u het maar?” “Ik vroeg me af of… Het zit namelijk zo, een maand geleden heb ik te horen gekregen dat de kanker op mijn stembanden kwaadaardig is, en dat mijn beste optie is om mijn hele strottenhoofd te laten weghalen.” “Wat vervelend voor u…” “Nu vroeg ik me af, is het misschien mogelijk om een compleet strottenhoofd te transplanteren, is dat wel eens gedaan?” “Oef, die vraag overvalt me een beetje. Ik denk wel dat het zou moeten kunnen, maar ik weet niet of we de specialisten in huis hebben om dat te doen. Is het goed als ik u over een uurtje terugbel?” In verband met de revalidatie duurde het een jaar voor ik weer op een familiebijeenkomst verscheen. Ik kwam binnen, zei iets onbeduidends over het weer of over het verkeer, en direct viel het hele gezelschap stil. Van het ene op het andere moment, het totale zwijgen. Minutenlang. Ze staarden me aan alsof ik een geestverschijning was. Dit was de stem van pa. Pa was dood. Ik hoorde zijn stem niet te hebben. Zeker ik niet. Iedere vreemde had alle organen mogen hebben, maar niet ik, niet dit. Alsof ik niet al genoeg ellende had veroorzaakt. Ik slik nog elke dag medicijnen om te voorkomen dat mijn lichaam de nieuwe stembanden afstoot, maar het lijkt erop dat we elkaar goed verdragen, mijn vader en ik. Voor het eerst.
Wat een originele insteek, goed opgemaakt (structuur is ook je verhaal sturen), vlot samengebracht aan het eind. Oosterhout gebruikt in de dialogen veel heel gangbare beurten: ‘Zegt u het maar’, ‘wat vervelend voor u’, ‘die vraag overvalt me een beetje’. In combinatie met de bijzondere inhoud van het gesprek krijgt de dialoog daardoor iets droogkomisch. Erg mooie opbouw naar de twist die in korte, rake zinnetjes wordt gebracht. We hebben ervan genoten.
Abonnees profiteren van extra voordelen.
Elk nummer een nieuw schrijfthema.
55% korting voor abonnees van Schrijven Magazine!
Meld je aan voor de Schrijven Nieuwsbrief.
Door ervaren, professionele redacteuren. Goed én betaalbaar!