Aleid Truijens: sluipmoord op de lidwoorden

Het lidwoord verdwijnt uit de spreektaal, beweert Aleid Truijens in de Volkskrant. Onder invloed van allerlei nieuwkomers blijven de kale zelfstandige naamwoorden over. "Het zijn de lidwoorden die het loodje leggen. Nederige, onooglijke woordjes: ‘de’, ‘het’ en ‘een’. [...] Want deze woordjes markeren genadeloos dat iemand, hoe lang ook in Nederland, hoe groot en feilloos zijn woordenschat, geen Nederlandse moedertaalspreker is: ‘de laatste jaar’, ‘een prettige weekend’. Dus moeten ze maar weg. Eerst werden ze nog vervangen door het aanwijzend voornaamwoord ‘die’. Het werd ‘die hondje’ en ‘die merk’. Het kan ook wel zonder. Nu hoor ik in het taallaboratorium onder mijn raam: ‘Ik heb proefwerk’, ‘Straks bel ik leraar’ en ‘Ga mee naar Kruidvat?’" Voor taalpuristen is dit natuurlijk een gruwel. Voor schrijvers die op de huid van de tijd willen schrijven een uitgelezen kans. Verhalen schrijven met lidwoordloze dialogen. Essayexperimenten waarin het lidwoord weer tot leven wordt gewekt. In de poëzie worden lidwoorden overigens al langer verdreven. "Om mijn oud woonhuis peppels staan," dichtte J.H. Leopold ooit. Volgens Truijens is dit nog maar het begin. "Moedertaalsprekers nemen het ‘Wereldnederlands’, zoals taalkundige Nicoline van der Sijs het zo mooi noemt, moeiteloos over. Mijn kinderen zeggen doodleuk: ‘Ik zie je na werk’, en ‘Ik heb schoolfeest’. Bezittelijk voornaamwoorden gaan er ook geheid aan; kinderen op alle schoolniveaus hebben het over ‘me moeder’. De glibberige woordjes ‘er’ en ‘zich’ zijn de volgende kandidaten: ‘Wat kan ik aan doen?’ ‘Hij bemoeit mee.’ Gehoord in de tram: ‘Ik hekel me aan dat.’ Het zou een fraaie oefening zijn: schrijf een verhaal in het nieuwe, lidwoordloze, verwijswoordloze, bezittelijk voornaamwoordloze, er- en zich-loze Nederlands. "Vrouw tikt stukje op computer voor raam. Buiten schijnt zon. Zoon eet ei. Zinloos om aan dat te hekelen. Wen maar vast aan."

Bron

http://extra.volkskrant.nl/opinie/artikel/show/id/5627/Wen_maar_vast_aan