#478 - Klein geluk Zeeschat
Zeeschat
Eén grote ademteug en het is alsof mijn longen twee keer zo groot zijn. Aan de kust voel ik altijd dat de wereld binnendringt met het zout en jodium uit de oceaan. Het uitzicht oneindig en steeds weer nieuwe golven, de oceaan is nooit moe.
De golven die schatten brengen op het strand en tussen de rotsen. Scheepsladingen, hele schepen soms, maar vooral schelpen, wieren en een enkele kwal.
‘Kijk opa, deze is mooi’. Zijn we aan de kust, dan zijn we op schelpenjacht. Niks bakken in de zon, maar struinen tussen rotsen. Op dit strand barst het van de schelpen, weet ik. Hele grote Jakobsschelpen die je onderweg naar Santiago de Compostela als markeringen ziet.
Hij heeft er een gevonden. Lichtrozig van kleur. De waaierschelp is groter dan zijn hand. Ze gebruiken ze soms als wandversiering van huizen. Schelpen zijn vaak honderden jaren oud, dus die gaan lekker lang mee. Maar ze zijn vooral mooi te verwerken in metselwerk. Symbool van verbondenheid met de zee; de trots die een visserman voelt.
‘Wat een mooie’ en zo groot’, zeg ik. Ach, wat is groot. De Filipijnse doopvontschelpen zijn wel anderhalve meter groot. Maar die gaan we hier langs de Atlantische oceaan niet vinden.
Krabbetjes vluchten voor ons uit naar zee. Tussen het wier vinden we nog wat fraai schelpenspul. Maar de meeste toch langs de vloedlijn. Zigzaggend langs de kust om maar niets te missen wat de zee geeft. Over anderhalf uur is het hoog water, dus we moeten voortstappen.
Hij rent vooruit. Scant razendsnel het strand. Bukt, pakt en rent naar me toe. ‘Kijk nou, een oog!’ Hij houdt een schelp in de lucht die me verbaast. Net een tijgeroog. We spoelen de schelp schoon in de branding. Ik plof neer op een rots en bekijk zijn buit. Een kauri. Deze schelp komt voor in tropische wateren, maar werd door de VOC meegenomen als betaalmiddel. Misschien komt ie uit een scheepswrak?
‘Dat is een hele mooie’, zeg ik. ‘Die zoek ik al heel lang’. Hij pakt hem terug. ‘Gaan we voor jou ook zo’n schelp zoeken’, zegt hij met een knipoog.
Als ik opsta, plakt mijn broek aan de rots. ‘Getsie, teer!!’
In het vakantiehuis wrijf ik de teervlek in met wasbenzine. Keer de broek binnenstebuiten, om deze in de was te doen. Hé, daar valt wat uit mijn zak. De tijgerschelp! Wat een schat.
Rien Floris