Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

#432 Het startsein (herschrijf)

Versie 2

Gespannen kijken Fits en Matse omhoog, hun hoofden zover naar achteren gebogen dat ze hun puntmuts met beide handen moeten vasthouden.
‘Wat denk je?’ vraagt Fits.
‘Elk moment. Ga Wiets waarschuwen.’
Fits slaat zijn lange baard als een das om zijn hals en trekt een sprint naar het huis van Wiets.

Matse masseert zijn nekspieren. Het duurt voor zijn gevoel een eeuwigheid, maar eindelijk ziet hij in de verte Fits uit de struiken tevoorschijn komen, niet veel later gevolgd door Wiets.
‘Zijn we te laat?’ hijgt Fits.
Matse wijst naar boven. ‘Nee, het hangt er nog.’
De drie winterkabouters staren naar het laatste roodbruin gekleurde blad in de verder kale boom. 
‘Het duurt dit jaar wel erg lang,’ klaagt Fits ongeduldig.
Wiets knikt instemmend, maar Matse schudt zijn hoofd. ‘Geduld, beste vrienden. Het is elk jaar nog gelukt.’
De ijzige wind laat hun baarden en puntmutsen wapperen. Hun adem vormt wolkjes in de lucht, ze trappelen om warm te blijven.

‘Kunnen we dat blad niet een handje helpen?’
‘Goed idee, Fits.’ Wiets vist uit zijn achterzak de katapult die hij altijd bij zich draagt. Van de grond raapt hij een paar eikels. Hij trekt het elastiek naar zich toe, legt er een eikel in, richt en … mist. Op het laatste moment waait het blad opzij, alsof hij de drie kabouters wil tarten.
Wiets doet een nieuwe poging, maar mist weer. ‘Verdomme,’ vloekt hij zachtjes. Hij haalt diep adem en probeert het nogmaals. Drie keer is tenslotte scheepsrecht. Met een natte vinger bepaalt hij de windrichting, knijpt één oog dicht en spant het elastiek.
Met ingehouden adem kijken Matse en Fits toe hoe de derde eikel uit de katapult schiet en naar het blad suist. Deze keer is het een voltreffer. Het blad laat los en dwarrelt sierlijk naar beneden. De drie winterkabouters maken een vreugdedans.
‘Nu kunnen we het startsein geven,’ juicht Wiets.

‘Kom, mannen, aan de slag,’ spoort Fits aan.
Matse gaat met zijn rug tegen de oude eik staan. Met zijn handen maakt hij een opstap waar Fits zijn voet in kan zetten. Deze hijst zich omhoog en houdt zich vast aan een knoest.
Daarna is het de beurt aan Wiets. Behendig klimt hij langs zijn vrienden omhoog. Staande op de schouders van Fits springt hij naar de onderste tak die als een hendel omlaag behoort te gaan. Helaas.
‘Hij zit vast.’
‘Ik kom je helpen,’ roept Fits. Hij zet zich af en klemt zich vast aan Wiets. Beiden bungelen aan de tak, zonder resultaat.
Matse ziet iets verderop een grote kei liggen en rent eropaf. Met flinke inspanning rolt hij deze naar de voet van de eik en klimt erop.
‘Ik … hou … het … niet … meer,’ kreunt Wiets.
‘Hou vol!’ Matse strekt zich uit naar de enkels van Fits. Staande op het puntje van zijn tenen kan hij er net bij. Zo hangen ze met zijn drieën aan de tak. Krakend komt de tak in beweging.
‘Ik hou het echt niet meer,’ roept Wiets en met een kreet laat hij los. Ze tuimelen naar beneden en rollen verder over de grond.

De inspanning werpt zijn vruchten af. Dikke, grijze wolken pakken zich samen.
Terwijl ze hun pijnlijke ledematen masseren, dwarrelen de eerste sneeuwvlokken naar beneden en vormen langzaam een witte deken over het landschap.
‘Jippie, het is gelukt,’ jubelt Fits.
Wiets schudt opgelucht de sneeuw uit zijn baard.
Matse glimlacht en mompelt tevreden: ‘De winter is begonnen.’

 

 

==========================

versie 1

Gespannen kijken Fits en Matse omhoog, hun hoofden zover naar achteren gebogen dat ze hun puntmuts met beide handen moeten vasthouden.
‘Wat denk je?’ vraagt Fits.
‘Elk moment. Ga Wiets waarschuwen.’
Fits slaat zijn lange baard als een das om zijn hals en trekt een sprint naar het huis van Wiets.

De gordijnen zijn nog dicht en vanachter de voordeur klinkt diep geronk.
Met beide vuisten bonkt Fits op de deur. Als het gesnurk aanhoudt, probeert hij het nog eens.
‘Wiets, wakker worden!’

Wiets draait zich nog eens om. Hij droomt dat hij op een stuk boomschors over de vijver supt, maar … het water klinkt als gebonk. Vreemd. Langzaam vervaagt de droom en dringt het roepen tot hem door.
‘Wakker worden!’
Dat klinkt als Fits, maar … wat moet hij hier nou?
‘Verdorie, Wiets, het is tijd!’ klinkt het geïrriteerd, gevolgd door een nieuwe drumsolo.
Tijd? Voor wat? Slaapdronken stapt hij uit bed en wrijft de slaap uit zijn ogen. Op zijn blote voeten loopt hij naar de deur.

De wind blaast genadeloos door de dunne stof van zijn pyjama. Deze kou kan maar één ding betekenen. Meteen is hij klaarwakker. Heeft hij het gemist?
‘Matse zegt dat het elk moment gaat gebeuren,’ beantwoordt Fits de onuitgesproken vraag. ‘Trek iets warms aan en kom naar de oude eik.’
Wiets aarzelt geen moment, de adrenaline stroomt door zijn lijf.

Matse masseert zijn nekspieren. In de verte ziet hij Fits uit de struiken tevoorschijn komen, niet veel later gevolgd door Wiets.
‘Zijn we te laat?’ hijgt Fits.
Matse wijst naar boven. ‘Nee, het hangt er nog. Ha, Wiets, ben je daar eindelijk.’
De drie winterkabouters staren naar het laatste roodbruin gekleurde blad in de verder kale boom. Pas als deze is gevallen, kan Koning Winter aan de slag. Aan hen de eervolle taak hem in te lichten als het zover is.
‘Het duurt dit jaar wel erg lang,’ klaagt Fits ongeduldig.
Wiets knikt instemmend, maar Matse schudt zijn hoofd. ‘Geduld, beste vrienden. Het is elk jaar nog gelukt.’

De ijzige wind laat hun baarden en puntmutsen wapperen. Hun adem vormt wolkjes in de lucht, ze trappelen om warm te blijven.
Eindelijk wordt het lange wachten beloond; het blad laat los en dwarrelt sierlijk naar beneden.
‘Nu kunnen we het startsein geven,’ juicht Wiets.
‘Kom, mannen, aan de slag,’ spoort Fits aan.
Matse gaat met zijn rug tegen de oude eik staan. Met zijn handen maakt hij een opstap waar Fits zijn voet in kan zetten. Deze hijst zich omhoog en houdt zich vast aan een knoest.
Daarna is het de beurt aan Wiets. Behendig klimt hij langs zijn vrienden omhoog. Staande op de schouders van Fits springt hij naar de onderste tak die als een hendel omlaag behoort te gaan. Helaas.
‘Hij zit vast.’
‘Ik kom je helpen,’ roept Fits. Hij zet zich af en klemt zich vast aan Wiets. Beiden bungelen aan de tak, zonder resultaat.
Matse ziet een oplossing. Hijgend rolt hij een kei naar de voet van de eik en klimt erop.
‘Ik … hou … het … niet … meer,’ kreunt Wiets.
‘Hou vol!’ Matse reikt naar de enkels van Fits en kan ze net vastpakken. Door het gezamenlijke gewicht komt de tak eindelijk in beweging. Met een kreet laat Wiets los en ze tuimelen naar beneden.

Terwijl ze hun pijnlijke ledematen masseren, zien ze dat dikke grijze wolken zich boven hen samenpakken. Dan dwarrelen de eerste sneeuwvlokken naar beneden en vormen een witte deken over het landschap.
‘Jippie,’ jubelt Fits.
Wiets schudt de sneeuw uit zijn baard.
Matse glimlacht en mompelt tevreden: ‘Koning Winter is begonnen.’

 

 

Lid sinds

2 jaar 5 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

 

Hallo Fief, heel leuk verhaal en als altijd vlot geschreven, hoewel het een beetje traag op gang komt naar mijn mening. Ik denk dat jij beter schrijft als je een strakkere woordenlimiet krijgt. Leuk gevonden namen ook voor de kabouters.
Ik had geen idee wat suppen is, heb weer wat bijgeleerd.

 

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Emily, bedankt voor het lezen en je reactie. Tja, ik heb getracht een sprookje te schrijven. Dat zal voor de een beter uitvallen dan voor de ander. Ik denk ook niet dat het echt mijn genre is, maar het was leuk om te proberen. Ik zag het op een of andere manier wel voor me.

Lid sinds

6 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

 

Leuk gevonden Fief, en heb het graag gelezen! Ik zag het tafereel ook voor me, het ongeduld, hoe ze op elkaar klimmen en aan die tak bengelen. Hoe Wiets de sneeuw uit zijn baard schudt, mooi detail. Je aanloop is inderdaad wat lang, en de winterkabouter die nog in bed ligt, voegt niet veel toe aan je verhaallijn. Misschien dat hier nog een obstakel past, bijvoorbeeld een omslag in de weersverwachting (toch weer warm weer!) of iets anders dat het laatste blad weerhoudt van vallen. Of je geeft de kabouters nog een eigen karakter. En mooi beeld in die eerste zin! 

 

Lid sinds

1 jaar 6 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Grappig verhaal en vlot geschreven. Het begin gaat inderdaad wat geforceerd en komt moeizaam op gang maar allez...De insteek is leuk.

 

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Lizette, ik ga er nog eens naar kijken. Bedankt voor je reactie.

Hoi Schrijvenisfijn, bedankt voor het lezen en je reactie.

Lid sinds

6 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Mooi herschreven Fief, een actief en rond verhaal, dat ik zo voor me zie! Het is nu een levendig en beeldend sprookje waarin je vooral laat zien wat de kabouters doen; de katapult, Wiets die met een natte vinger de windrichting bepaalt en uiteindelijk de overwinning. Een fijne toevoeging aan sprookjesland! 

Lid sinds

7 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hi Fief, ik had eerst schrik dat dit ook een stukje ging worden met kritiek op het Nederlandse koningshuis, maar gelukkig werd het een authentiek sprookje, dat, wat mij betreft, zo in de nieuwe versie van het Grote Sprookjesboek mag worden opgenomen. 

Lid sinds

3 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoy Fief, zoals steeds erg kundig geschreven!

Ergens mis ik een spanningsboog of een twist(je?) De drie vriendenkabouters doen hun werk (al is er niet echt veel conflict) en ja, je schrijft beeldend hoe de katapult hun wachten bevrijdt, maar het slot laat me wat op mijn honger. Waarom doen ze wat ze doen? 

Suggestie: misschien is er een dialoog met Koning winter mogelijk? De koning doet zijn beklag en zij bewijzen iets? Of iets helemaal anders?

Ik vind het sterk geschreven en het heeft veel potentieel om een mooi sprookje te worden; het einde bekoort me nog niet volledig. 

Uiteraard ben ik zelf geeneens een sprookjeskenner, en is dit een moeilijke opdracht!

GG!

 

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Tony, onze verhalen en zeker smaken van teksten liggen mijlenver uit elkaar. Ik ben al blij dat je het sterk en kundig geschreven vindt. Dat het je niet smaakt, snap ik. Heel eerlijk, ik vond de opdracht ook best lastig.

Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Mooi verhaal, Fief, al verwart het me een beetje. Het verhaal en de karakters doen wat kinderlijk aan en in eerste instantie dacht ik dat het een kindersprookje was, maar de taal en het woordgebruik weerleggen dit.

Niettemin zet je (in je herschrijf) mooie karakters neer en ik heb wel schik in de kabouters, ook schrijf je erg beeldend, mooie scènes, ik zie het zo voor mijn ogen gebeuren.

Het 'Koning Winter'-element had ik liever achterwege gezien. Ik denk dat het mooier was geweest het wat simpeler te houden. Het idee om het te laten sneeuwen door een hendel over halen, is in al zijn eenvoud mooi genoeg.
Je had er ook wat meer kunnen spelen, bijvoorbeeld de verkeerde hendel, zodat het gaat hagelen of een regenboog verschijnt, maar dat is meer iets voor een langer verhaal.

In elk geval met plezier gelezen.

Lid sinds

2 jaar 10 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Een paar kibbelende kabouters doen het altijd goed. Al kibbelen ze niet echt hier. Ik las iemand zeggen over kinderverhaal en toen wat Musonius zei: er zit een langer verhaal in met drie koddige kabouters die gedwarsboomd door een eekhoorn proberen het laatste blad van een boom te krijgen.

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Sakura, het is inderdaad te lief. Meer strijd zou leuker zijn geweest. Daar kan ik me wel in vinden. Ik hou het in gedachten voor een volgende keer.

Lid sinds

2 jaar 6 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Fief,

Met sprookjes heb ik weinig, snap ze vaak niet dus inhoudelijk kan ik er niet op reageren. In de volgende zin:

Op het laatste moment waait het blad opzij, alsof hij de drie kabouters wil tarten.

Waarom is het blad een 'hij'? Is 'het' hier niet mooier? Of correct?

M

 

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Mercedes, woorden met het lidwoord het zijn zowel mannelijk als vrouwelijk. Ik heb gekozen voor hij ipv het. Zowel hij als het kan. Kwestie van smaak. 

Bedankt voor je reactie. 

 

Lid sinds

9 jaar 5 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Fief

De winter eerder laten beginnen door met een kattepult op een blad te schieten.
Ik heb genoten van je verhaal.

Lid sinds

2 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hallo Fief, alles is al wel gezegd. Ik vind het wel geslaagd als sprookje en wanneer je het taalgebruik wat minder volwassen maakt, klopt het helemaal denk ik.

Graag gelezen.

Grtz,
Taco

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Taco, bedankt voor het lezen en je reactie. Ik wilde er niet persé een kinderverhaal van maken. Ik ga er nog eens over nadenken.

Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Ik vind je laatste versie echt schitterend, Fief. Groot verschil met je eerste versie, veel levendiger.

Wiets legt nog een keer aan, maar mist weer. ‘Verdomme,’ vloekt hij zachtjes. Hij zucht een keer diep en probeert het nog een keer. Drie keer is tenslotte scheepsrecht.

Hier zitten opvallend veel 'keertjes' achter elkaar, maar die zijn met synoniemen (legt nog eens aan / nogmaals) en schrappen (Hij zucht diep) zo weggepoetst.

Lid sinds

6 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Fief! Ook met mijn feedback ben ik wat laat deze keer, maar hopelijk doet het je nog deugd :D. Mooi verhaal. Een spannend begin. Ik zag na het lezen wat commentaren dat het wat traag aandeed: ik heb dus alleen de herschrijf gelezen en die vond ik erg vlot en beeldend! Ik ken overigens niet het sprookje waarin er een tak moet worden afgebroken om de winter te beginnen?, maar alsnog ben ik blij dat het ze gelukt is :D. 

Ik had slechts één punt. Deze twee zinnen:

Hij trekt het elastiek naar zich toe, legt er een eikel in, richt en … mist. Op het laatste moment waait het blad opzij, alsof hij de drie kabouters wil tarten. 

Hier vond ik het tijdsgebruik vreemd (de tweede zin gaat eigenlijk weer terug in de tijd). Misschien zou het beter zijn om te zeggen: Hij trekt het elastiek naar zich toe, legt er een eikel in, richt en … op het laatste moment waait het blad opzij, alsof hij de drie kabouters wil tarten.