Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

#408 Paniek in kamer 19

[Licht bijgeschaafde versie]

Met een diepe frons legde Van Amerongen de hoorn op de haak en haalde zijn schouders op. Natuurlijk zou hij hem niet openen. Een volstrekt overbodige opmerking. Zelf vond hij het ook geen prettig idee als vreemde vingers door zijn garderobe zouden glijden.
Hij wierp de koffer naast hem op het bed een boze blik toe.

Zuchtend stond hij op, liep naar de lederen schoudertas die hij bij de deur gestald had en haalde er een kistje uit, gevuld met twee flessen whisky en een glencairn glass. Met het glas en een fles keerde hij terug naar het bed om een tweede telefoontje te plegen.

“Receptie? Dit is kamer negentien. … Klopt.”
Hij klemde de hoorn tussen oor en schouder, zodat hij zijn handen vrij had om zichzelf in te schenken. De geur van toffee, noten, eikenhout en honing stemde hem gunstig.
“Moet u horen. Door een onfortuinlijke speling van het lot hebben mijn valies en diens evenbeeldige equivalent van een toevallige passant abusievelijk van eigenaar gewisseld. … Ja, heel vervelend, maar de betrokken persoon zal zich aan het eind van de middag met mijn valies melden bij uw portier.
Kan uw chasseur voordien bij mij langskomen om diens valies op te halen en zorg dragen voor het terug draaien van deze onverkwikkelijke ruil? … Van Dam ...” Hij trok het kofferlabel met naam, adres en telefoonnummer naar zich toe. “J.P.H. van Dam. … Ik ben u zeer erkentelijk. ... Neen, dat was het. ... Insgelijks.”

Van Amerongen verplaatste zich naar de geriefelijke leunstoel in de hoek, schuin tegenover het bed. De fles zette hij op het bijzettafeltje naast hem. Hij liet het Schotse goud walsen in het glas en keek naar de vreemde koffer die er toch zo vertrouwd uitzag: zwart met bruine randen, twee slotjes die opensprongen als je ze opzij schoof en twee leren riempjes.
Alleen zat aan deze koffer een label en aan de zijne niet.
Hij grinnikte.
Er zaten natuurlijk liefdesbrieven in, een bundeltje zwaar geparfumeerde rode-oortjeslectuur, bijeengehouden door een roze lint met strik, van Van Dams Parijse maîtresse die – ondanks dat zij weigerde haar oksels te scheren – menig mannenhart op hol wist te brengen met haar reebruine slaapkamerogen, fraai geëtaleerde boezem en donkere, sensuele stem.
Begrijpelijk dat Van Dam hem op het hart gedrukt had de koffer niet te openen.

Hij liep naar zijn jas en trok een opgerolde krant uit de linkerzak. Hij klopte op zijn vestzak, voelde in zijn broekzakken, en stak zijn hand in alle jaszakken, maar vond niet wat hij zocht. Na een stap gezet te hebben richting het bed, bedacht hij zich weer dat het niet zijn koffer was die daar lag.
Kniezend zocht hij zijn stoel op en sloeg de krant open. Hij deed zijn best de woorden te ontcijferen, maar de letters dansten voor zijn ogen. Hij ruilde het blad in voor het glas en staarde naar de koffer.
Deze bevatte ontegenzeggelijk de vergevorderde plannen voor een vijandige overname van een financieel kwakkelende voedselketen. Logisch dat Van Dam zeer dringend verzocht de koffer dicht te laten. Als de concurrentie hier lucht van kreeg …
Nee.
Plotseling stond Van Amerongens gezicht heel ernstig.
De inhoud van de koffer bestond uit zes zorgvuldig in doeken gewikkelde laatmiddeleeuwse iconen, ontvreemd uit de Russisch-orthodoxe kerk van Sint-Petersburg.
De verwisseling van de koffers was niet per ongeluk, maar een sluwe list van de gewiekste kunstsmokkelaar Van Dam om de veiligheidsdiensten en Russische maffia, die hem op de hielen zaten, op een dwaalspoor te brengen.
Van Amerongen moest onmiddellijk de plaatselijke autoriteiten op de hoogte stellen van deze snode misdaad voordat hijzelf verdacht werd van medeplichtigheid.
Maar eerst wilde hij zich ervan vergewissen dat gestolen buit de barre avonturen overleefd had.

Van Amerongen boog zich over de koffer. Langzaam schoof hij de slotjes opzij. Hoewel hij er op wachtte, schrok hij toch even toen ze openklikten. Hij wilde net beginnen aan het losgespen van de riempjes, maar een angstig voorgevoel weerhield hem.

Een bom! Van Amerongen deinsde achteruit. Er zat een bom in die afging bij het openen. Deze was niet voor hem bestemd, maar voor de hooggeplaatste officier die gezworen had de anarchistische rebellenleider Van Dam voor de rechter te slepen.
Nogal wiedes dat die hem ten strengste verboden had de koffer te openen.

Uiterst behoedzaam klikte hij de slotjes weer dicht en schuifelde met ingehouden adem achteruit. De koffer verloor hij daarbij geen seconde uit het oog. Met zijn handen tastte hij achter zijn rug naar de stoel en toen hij deze voelde, liet hij zich er langzaam in zakken.
Koud zweet stroomde langs zijn ruggengraat en parelde op zijn voorhoofd. Zijn slapen bonsden en hij had het gevoel elk moment het loodje te kunnen leggen.
Nog altijd weigerend zijn blik van de koffer af te wenden, tastte zijn hand naar zijn glas, maar toen zijn vingers als eerste de fles vatten, besloot hij deze maar aan de lippen te zetten.
Een slok whisky perste zich als een bowlingbal door zijn toegeknepen slokdarm. Het duurde eeuwen voor hij weer in staat was adem te halen en de drank kalmeerde hem maar matig.

Drie bedeesde kloppen als kanonschoten deden hem haast met stoel en al achterover tuimelen.
“Binnen”, riep hij met schorre stem.
De deur ging open en een jongen in hoteluniform diende zich aan.
“Mijnheer van Amerongen? Ik kom voor de koffer.”
De ogen van Van Amerongen gleden van het jongensgezicht naar de koffer. De jongen volgde zijn blik, liep naar de koffer en trok deze met een sierlijke zwaai van het bed.
Van Amerongen dook naar de grond en beschermde zijn hoofd met zijn armen.
“Alles in orde, meneer van Amerongen?” vroeg de bediende met ogen als schoteltjes.
“Jawel, … ik … ik struikelde.” Met een rood hoofd krabbelde Van Amerongen overeind en klopte het denkbeeldige stof van zijn broek.

Hoofdschuddend verliet de chasseur de hotelkamer.
Met trillende handen opende Van Amerongen de tweede fles.

[Oude versie]

Met een diepe frons legde Van Amerongen de hoorn op de haak en haalde zijn schouders op. Natuurlijk zou hij hem niet openen. Een volstrekt overbodige opmerking. Zelf vond hij het ook geen prettige gedachte als vreemde vingers door zijn garderobe zouden glijden.
Hij wierp de koffer, die naast hem op het bed lag, een vernietigende blik toe.

Zuchtend stond hij op, liep naar de lederen schoudertas die hij bij de deur gestald had en haalde er een kistje uit.
Vier verschillende merken whisky lagen hierin gebroederlijk naast elkaar in een bed van stro. Een uitsparing in de hoek herbergde een glencairn glass. Hij nam het uit, koos een fles en liep ermee terug naar het bed. Voor het plegen van een tweede telefoontje, schonk hij zichzelf in. De geur van toffee, noten, eikenhout en honing deed zijn ergernis zakken.

“Receptie? Dit is kamer negentien. … Klopt. Moet u horen. Door een onfortuinlijke speling van het lot hebben mijn valies en diens evenbeeldige equivalent van een toevallige passant abusievelijk van eigenaar gewisseld. … Ja, heel vervelend, maar de persoon in kwestie zal zich aan het eind van de middag met mijn valies melden bij uw portier. Kan uw chasseur voordien langskomen om bij mij diens valies op te halen en zorg dragen voor het ongedaan maken van deze onverkwikkelijke ruil? … Van Dam ...” – Hij draaide het kofferlabel met naam, adres en telefoonnummer naar zich toe. – “J.P.H. van Dam. … Ik ben u zeer erkentelijk. ... Neen, dat was het. ... Insgelijks.”

Van Amerongen verplaatste zich naar de geriefelijke leunstoel in de hoek, schuin tegenover het bed. De fles zette hij op het bijzettafeltje naast hem. Hij liet het Schotse goud walsen in het glas en keek naar de vreemde koffer die er toch zo vertrouwd uitzag: zwart met bruine randen, twee slotjes die opensprongen als je ze opzij schoof en twee leren riempjes. Alleen zat aan deze koffer een label en bij de zijne niet.
Hij grinnikte.
Er zaten natuurlijk liefdesbrieven in, een bundeltje sterk geparfumeerde rode-oortjeslectuur, bijeengehouden door een roze lint met strik,  van Van Dams Parijse maîtresse die – ondanks dat zij weigerde haar oksels te scheren – menig mannenhart op hol wist te brengen met haar reebruine slaapkamerogen, fraai geëtaleerde boezem en donkere, sensuele stem.
Begrijpelijk dat Van Dam hem op het hart gedrukt had de koffer niet te openen.

Hij liep naar zijn jas en trok een opgerolde krant uit één van de zakken. Hij klopte op zijn vestzak, voelde in zijn broekzakken, en stak zijn hand in de jaszakken, maar vond niet wat hij zocht. Na een stap gezet te hebben richting het bed, bedacht hij zich weer dat het niet zijn koffer was die daar lag.
Kniezend zocht hij zijn stoel op en sloeg de krant open. Hij deed zijn best de woorden te ontcijferen, maar de letters dansten voor zijn ogen. Hij ruilde het blad in voor het glas en staarde naar de koffer.
Deze bevatte ontegenzeggelijk de vergevorderde plannen voor een vijandige overname van een financieel kwakkelende voedselketen. Als de concurrentie hier lucht van kreeg …
Nee.
Plotseling stond Van Amerongens gezicht heel ernstig.
De inhoud van de koffer bestond uit zes zorgvuldig in doeken gewikkelde laatmiddeleeuwse iconen, ontvreemd uit de Russisch-orthodoxe kerk van Sint-Petersburg.
De verwisseling van de koffers was niet per ongeluk, maar een sluwe list van de gewiekste kunstsmokkelaar Van Dam om de veiligheidsdiensten en Russische maffia, die hem op de hielen zaten, op een dwaalspoor te brengen.
Van Amerongen moest onmiddellijk de plaatselijke autoriteiten op de hoogte stellen van deze snode misdaad voordat hijzelf verdacht werd van medeplichtigheid.
Maar eerst wilde hij zich ervan vergewissen dat gestolen buit de barre avonturen overleefd had.

Van Amerongen boog zich over de koffer. Langzaam schoof hij de slotjes opzij. Hoewel hij er op wachtte, schrok hij toch even toen ze openklapten. Hij wilde net beginnen met het losgespen van de riempjes, maar een angstig voorgevoel weerhield hem.

Een bom! Van Amerongen deinsde achteruit. Er zat een bom in  die afging bij het openen. Deze was niet voor hem bestemd, maar voor de hooggeplaatste officier die gezworen had de anarchistische rebellenleider Van Dam voor de rechter te slepen.
Nogal wiedes dat die hem ten strengste verboden had de koffer te openen.

Uiterst behoedzaam klikte hij de slotjes weer dicht en schuifelde met ingehouden adem achteruit. De koffer verloor hij daarbij geen seconde uit het oog. Met zijn handen tastte hij achter zijn rug naar de stoel en toen hij deze voelde, liet hij zich er langzaam in zakken.
Koud zweet stroomde over zijn ruggengraat en parelde op zijn voorhoofd. Zijn slapen bonsden en hij had het gevoel elk moment het loodje te kunnen leggen.
Nog altijd weigerend zijn blik van de koffer af te wenden, tastte zijn hand naar zijn glas, maar toen zijn vingers als eerste de fles vatten, besloot hij deze maar aan de lippen te zetten.
Een slok whisky perste zich als een bowlingbal door zijn toegeknepen slokdarm. Het duurde eeuwen voor hij weer in staat was adem te halen en het kalmeerde hem maar matig.

Drie bedeesde kloppen als kanonschoten deden hem haast met stoel en al achterover tuimelen.
“Binnen”, riep hij met schorre stem.
De deur ging open en een jongen in hoteluniform diende zich aan.
“Mijnheer van Amerongen? Ik kom voor de koffer.”
De ogen van Van Amerongen gleden van het jongensgezicht naar de koffer.  De jongen volgde zijn blik, liep naar de koffer en trok deze met een sierlijke zwaai van het bed.
Van Amerongen dook naar de grond en beschermde zijn hoofd met zijn armen.
“Alles in orde, meneer van Amerongen?” vroeg de bediende met ogen als schoteltjes.
“Jawel, … ik … ik struikelde.” Met een rood hoofd krabbelde Van Amerongen overeind en klopte het denkbeeldige stof van zijn broek.

Hoofdschuddend verliet de chasseur de hotelkamer.
Met trillende handen opende Van Amerongen een tweede fles.

Lid sinds

2 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Van begin tot eind met een glimlach gelezen. Originele invulling van de opdracht met een hp die misschien nog wel meer fantasie heeft dan jij.

Grtz,
Taco

Lid sinds

3 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Geboeid van de eerste letter tot de laatste punt! Met veel plezier gelezen Musonius. 

Klein puntje: "Hij wilde beginnen aan het de gespen van de riempjes - > de kan weg? Of het? 

Lid sinds

3 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Prachtig, Musonius. Whisky drinken bevordert zo te zien de fantasie. Misschien moet ik me er ook eens aan wagen;-)

Mooie opbouw, en grappig slot. Bedeesde kloppen als kanonschoten, duidelijk een glas teveel gehad.

Lid sinds

3 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Meesterlijk hoe hp de overpeinzingen maakt. Fantastisch hoe je mee in zijn hoofd kruipt in vlotte mooie zinnen.

Gelukkig is hij van zijn bom verlost :)

ZZG

 

Lid sinds

5 jaar 4 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Dag Musonius

Goed geschreven, toffe opbouw, originele invulling van de opdracht.

Super!

Johanna

 

   

Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Hartelijk dank allen voor het lezen en de complimenten. Ik heb het nog een klein beetje bijgeschaafd.

Wat de inhoud van de koffer betreft: Van Amerongen heeft voor zichzelf al uitgemaakt wat er inzit. Dat de werkelijke inhoud spectaculairder is dan in Van Amerongens belevingswereld, waag ik te betwijfelen, maar mocht dit wel het geval zijn, dan lijkt het mij verstandig de koffer gesloten te houden. We weten wat Pandrra overkwam.