Lid sinds

3 jaar 5 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
  • Pluslid

nummer 394 - Schuilen

 

Schuilen.

Het hing in de lucht. Al van het moment dat ik vanochtend door het gebarsten raam naar buiten keek. Blauwe, heldere lucht. Een dag voor bombardementen. Ik – en met mij, mijn stadgenoten – waren dus niet verrast toen het luchtalarm klonk. Normaal hebben we dan genoeg tijd om de schuilkelder op te zoeken, maar nu vielen de bommen al nog voor dat het alarm stil was. Vloekend en hijgend rende ik de schuilkelder in. Ik keek rond naar een zitplaats. Zoals gewoonlijk vergeefse moeite. Er waren meer mensen dan beschikbare plaatsen in de schuilkelder. Uit ervaring wist ik dat dit een veilige, betrouwbare schuilkelder was. Er vielen wel eens bommen dichtbij en dan kwam er wat beton los en raakten mensen in paniek. Doorgaans werd de paniek snel aangepakt door de kelderleiding. Voor de oorlog, tijdens de mobilisatie periode, had deze speciale groep burgers opleidingen gekregen in het oplossen van paniek situaties tijdens een bombardement.

De schuilkelder was gemaakt van beton. Er was geen moeite gedaan om de muren aan de binnenkant zo mooi en aantrekkelijk mogelijk te maken. Er was een pot verf tegen aan gegooid. Een groene, vale kleur. Langs de muren stonden houten banken. De totale lengte van de kelder was ca. 30 meter en ca 3 meter breed. Achter een gordijn waren chemische toiletten geplaatst.

Je kon de spanning voelen oplopen. Iedereen was stil, keek gespannen voor zich uit. Iemand, ik kende zijn naam niet, maar herkende hem als iemand van de kelderleiding, liep tussen de mensen door. Zijn houding drukte rust en kalmte uit. Bij een jonge moeder bleef hij staan. Nerveus keek ze hem aan. “Mooie baby heeft u”. Ze giechelde nerveus. “Hij lijkt op u”, flapte ze eruit. Geschrokken keek ze op. Voor ze iets kon zeggen zei de kelderleider: “Mevrouw, alle baby’s lijken op mij.” Hij zij het droog en met berustende kalmte. Om hun heen werd gelachen. De moeder kon een lach niet onderdrukken en keek verlegen naar de grond. “Dank u.” Hij liep door. Bij de kelder deur stond iemand op. Een andere leider van de kelder. “Er is koffie en soep voor wie wil.” We vormden met ons allen een rij voor de tafel waar de koffie en soep kannen op stonden. Op de achtergrond hoorde we de bommen inslaan. De kelder verlichting flikkerde kort en bleef daarna branden. Ik nam een beker soep. Eigenlijk had ik meer behoeft aan een borrel. Ik voelde een por in mijn zij gevolgd door een opgewekte stem. “Jij leeft ook nog.” Ik keek op zij naar de spreker.  Mijn buurman stond naast me. Een tas aan zijn schouder. “We leven nog,” constateerde ik. “Joh, zuip op die soep.” Hij taste rond in zijn tas. Even later kwam er een fles drank tevoorschijn. Hij liet de fles rond gaan bij de mensen om ons heen. Toen de fles terug kwam kon er nog een kwart bekertje uitgeperst worden.

De bommen kwamen dichter bij. Het licht viel uit en ging niet meer aan.

 

Lid sinds

11 jaar 6 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
  • Pluslid

Goede sfeertekening. Mooi gedaan. 

Je wisselt van tegenwoordige naar verleden tijd. Dat is wat onlogisch. Zelf zou ik het verhaal helemaal naar de tegenwoordige tijd halen, maar dat is een persoonlijke kwestie.

Graag gelezen. 

Lid sinds

11 jaar 6 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
  • Pluslid

O ja, er staan wat onterechte spaties. Kelderleiding, kelderverlichting dat soort woorden, mogen aan elkaar.

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi deVos, ik voel niet echt de beklemmende sfeer van de ruimte. De hp komt net de schuilkelder binnengerend vanwege een bombardement en meteen wordt er al soep uitgedeeld en werd er een borrel uitgeschonken. Dat vond ik persoonlijk niet geloofwaardig lezen. Het las eerder als een gezellige samenkomst dan het schuilen voor je leven. 

In de laatste alinea leest het fijner als je de gesproken teksten op een nieuwe regel zet. Dan krijg je een beter overzicht van wie wat zegt.

Ik – en met mij, mijn stadgenoten – waren  --->  volgens mij moeten waren was zijn. Of je moet schrijven: mijn stadsgenoten en ik waren ... 
stadgenoten => stadsgenoten.

Normaal hebben we dan genoeg tijd om de schuilkelder op te zoeken  ---> hebben moet hadden zijn.

vielen de bommen al nog voor dat het alarm stil was  ---> volgens mij blijft het alarm gaan bij een bombardement. Naar mijn idee moet het dan zijn: ... vielen de bommen al voor het alarm klonk.

“Mooie baby heeft u”.   ---> deze punt hoort nog voor het ah-teken

Iemand, ik kende zijn naam niet, maar herkende hem als iemand van de kelderleiding, liep tussen de mensen door.  ---> Rommelige zin. Beter: Iemand van de kelderleiding liep tussen de mensen door.

Je kon de spanning voelen oplopen  ---> iets actiever: Je voelde de spanning oplopen.

Laatste zeurtje: je gebruikt nu de titel van de opdracht. Misschien kun je een originele eigen titel verzinnen.

Lid sinds

5 jaar 4 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

dag DeVos

Eerst en vooral excuses voor mijn late reactie.

Ik vind het begin van je tekst erg sterk, het vraagt naar meer lezen, dus de entree miste je zeker niet. Je houdt dat jammer genoeg niet vol, zodat je verhaal wat vreemd overkomt: hier en daar te veel passiefzinnen (zoals: De schuilkelder was gemaakt van beton. Er was geen moeite gedaan om de muren aan de binnenkant zo mooi en aantrekkelijk mogelijk te maken. Er was een pot verf tegen aan gegooid.)

Ik denk dat je hiermee wat de sfeer wil beschrijven, maar de beklemming komt niet echt over en dat is jammer.

Wat ik zeker wel goed vind is de scène met de borrel. Dat is wellicht realistisch (en realistischer dan naar een schuilkelder rennen, die te krap is en dan in een rij aanschuiven voor soep en koffie). Ik denk dat met wat schrappen en schaven het verhaal er echt wel kan staan, maar dat betekent dus vooral wel eerst nog eens zelf doorlezen en laten bezinken.

 

Johanna