#389 Verborgen verleden
Hallo! Helaas iets te laat voor de schrijfopdracht (deze ging over een personage die een liefdesbrief vond, niet aan diegene gericht). Toch zou ik graag feedback van jullie ontvangen. Hoe kan ik de spanningsboog verbeteren?
Ik fluit mee met my funny valentine op de radio en graaf door op de zolder. Al dagen zwoeg ik door de spullen op de zolder. Dozen vol servies en trouwbestek waar ze mij bij tussen kunst en kitsch nog zouden uitlachen. Toch zit het mij niet dwars om hier spullen uit te sorteren. Bij iedere doos vind ik weer een verhaal van mijn oma. Gelukkig heeft de verhuizing geen haast omdat ze het huis heeft afbetaald en ik het heb overgekocht.
Nadat ik op het tuinbankje in het lentezonnetje mijn boterhammen heb opgegeten, staan er nog een paar dozen op de zolder. De toch al grote zolder is door de leegte getransformeerd tot een balzaal. Ik neem mij voor om na deze dozen, foto’s te maken voor de plaatsing van de trap. Van deze balzaal wil ik maar al te graag een mooie schrijf- en hobbykamer maken. Ik open de dichtstbijzijnde kist, die er bij naderinzien uitziet alsof hij er al meer dan 50 jaar staat. De scharnieren protesteren als ik het deksel open til. Honderden brieven liggen zorgvuldig in pakketjes samengebonden. Gehurkt ga ik alle brieven langs en lees ze globaal. De meeste brieven zijn tussen mijn oma en opa, in hun jonge jaren in het beschadigde Nederland na de oorlog. Onderop ligt een stapeltje uit de oorlog, die ik herken aan de voedselbonnen uit de geschiedenislessen. Als ik het pakketje ontbind, valt er een briefje uit. Het formaat is anders en het handschrift mij onbekend. Nieuwsgierig lees ik de, enigszins onhandig opgeschreven, kromme zinnen.
Aan mein liebste Lena, 14. februar 1945
Ik willen je zeggen dat ik van dich houd. Ik snappen dat es nicht so einfach ist. Ik ben een Duitser, maar nicht alle Duitsers zijn sofort slecht. Ik hoop jij denkt nog aan mij. Ik doe dat voor altijd. Tot mein dood.
Dein liebste,
Kurt von Bachs
Ik lees de zinnen keer op keer. Het gestuntel met het Nederlands vertedert mij. Deze brief is gericht aan mijn oma, maar ik heb haar nooit gehoord over een ene Kurt. S ’avonds in bed blijf ik maar denken aan deze geheimzinnige Duitser. Wie is hij? Hoe kende hij mijn oma? Wat vond zij ervan? Allemaal vragen die door mijn hoofd spoken.
“Oma, mag ik u wat vragen over vroeger?”. De klok tikt zachtjes, net zoals vroeger in haar oude huis. Het ruikt hier nog een beetje naar verf.
Ze kijkt me met haar troebele ogen aan en knikt zachtjes. Ik zoek naar een manier om de vraag tactisch te stellen.
“Waren alle Duitsers vervelend in de oorlog?”.
Ze kijkt mij nadenkend aan. “Nee, er waren er een aantal die moesten maar niet wilden”. Dan valt ze weer in de zwijgzame stilte die altijd om haar heen hangt, sinds de dood van opa drie jaar geleden.
“Zoals Kurt?”, vraag ik dan maar. Alert kijkt ze me aan en ik probeer haar gerust te stellen met mijn glimlach. “Ik weet al dat hij u leuk vond, maar wat vond u van hem?” Ze wendt haar blik af naar het raam.
“Ja, Kurt was zo iemand”. Weer die stilte. “Hij was een goede jongen, hoffelijk ook”.
“Heeft u nog contact gehad na de oorlog?”.
“Kind, wat denk je? We wilden niks meer met de Duitsers te maken hebben nadat we waren bevrijd”.
“Heeft u een relatie met hem gehad?”
Ze zucht. “Zoveel vragen over het verleden. Het is allemaal al gebeurd en afgesloten. Doe liever wat aan de toekomst, je studie bijvoorbeeld. Hoe gaat het met je studie?”
“Wat nou als dit voor mijn studie is? Wat als ik pas naar de toekomst kan kijken als ik dit heb uitgezocht?”
“Laat mij erover nadenken. Kom vrijdag terug, dan heb ik besloten of ik je kan helpen”.