Lid sinds

2 jaar 10 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Opdracht #389 - De Burgemeester

Zijn kap droeg ik al naar binnen, maar als ik de burgemeester zelf naar binnen wil dragen regent het. Ik leg zijn kettingen op zijn buik, sla eerst een deken over hem heen voor ik hem naar binnen draag en hem op zijn rug op tafel leg. Want face-down is niet gezond voor een burgemeester.
Ruim van te voren mat ik al hoe groot hij is, bepaalde waar hij komt te hangen en plaatste een degelijke haak.
Nog één keer controleer ik of het gaat passen, want het is echt een grote jongen. Aan de bovenkant moet er voldoende ruimte zijn. En zijn voet moet wel op een zekere hoogte van de grond zijn, anders is het geen gezicht. Nog een keer schat ik of de haak ver genoeg uitsteekt en sterk genoeg is. Je wilt zo’n gewicht in één keer, zonder pielen, ophangen.
Ik keek er lang naar uit, maar vandaag hang ik hem dan eindelijk, goed in het zicht, in mijn eigen woonkamer. Fijn om als herinnering aan mijn oma, haar burgemeester in het zicht te hebben. Niemand had, na haar overlijden, enige interesse in haar inventaris. Ook ik niet, behalve haar Friese staartklok met dubbele bovenkast. Ze noemde die altijd haar Burgemeester en streek over zijn buik. Ik dacht dat het zomaar een koosnaampje was. Maar onlangs leerde ik op een veiling dat dit type klok echt zo genoemd wordt. Ik blijf hem ook zo noemen.
De burgemeester was voor oma erg speciaal. Ik mocht alleen af en toe de gewichten omhoog trekken. En ik repareerde een keer de bazuin blazende engeltjes. Gelijk zetten of de slinger een zet geven was voor mij altijd taboe. Nu is hij ook voor mij speciaal.
De slinger vervoerde ik natuurlijk los. Om hem weer in de staart, aan het uurwerk te hangen haal ik de voorkant van de staart af.  In het uurwerk hangt een messing lusje, aan de slinger zit een haakje. Simpel zat, behalve dan dat de voorkant van de slinger wel naar voren moet zitten, zucht. Na een zacht zetje blijft de klok, gelukkig, weer statig als een burgemeester, tok…tok…tok, lopen.
De binnenkant van de staart is in geen eeuwigheid open geweest, dit is een mooie gelegenheid om de zaak eens uit te stoffen. Te beginnen bij de binnenkant van de staart, met eerst een vochtige en daarna een droge doek, en dan de binnenkant van de voorplaat.
Een beetje nonchalant haal ik, van boven af, een vochtige stofdoek over het wat ruwe hout. Ik ben er weer bij wat ik doe als de stofdoek blijft steken. Automatisch begin ik aan nog een haal, maar halverwege stokt mijn hand. Op het ruwe hout zit een ouderwetse manilla envelop geplakt, door het stof bijna niet te onderscheiden van het hout.
Voorzichtig haal ik de envelop los. Hij is verdroogd. De lijm van de flap laat met zachte krakjes makkelijk los en laat een donker spoor na. Binnenin zit een gevouwen vergeeld papier. Ik haal het papier uit de envelop, vouw het open en bekijk het ouderwets sierlijke handschrift. Het is een brief.  In mijn ooghoek zie ik dat de brief in IJmuiden gedateerd is op 12 februari 1940. Mijn aandacht wordt echter helemaal getrokken door de aanhef: Allerliefste Johanna. Ik hou mijn adem in, zo heette mijn oma. Een brief aan mijn oma toen zij jong was en die zij al die tijd zo heeft bewaard.
Door de ontroering kan ik niet goed de zinnen bevatten. Pas na een paar tellen hervat ik mezelf en lees de brief aandachtig.
De brief is ondertekend door ene Rob.
Rob is net van de Zeevaartschool en vertrekt op de dag van de brief voor 3 maanden op zijn eerste reis als derde stuurman. Het is duidelijk dat oma en hij gedurende zijn laatste jaren op de Zeevaartschool verkering hadden. Hij schrijft over de kriebel in zijn buik als hij in het weekeinde naar huis en haar toeging. Zaterdagavond samen uitgaan. Zondag samen zeilen op een van de plassen.  Rob vraagt haar naar een huis uit te kijken, waar ze samen zouden kunnen gaan wonen. Ze heeft kennelijk ‘Ja’ gezegd. Het moet wel groot genoeg zijn om ook kinderen te kunnen krijgen. Hij voorziet dat de vele hondenwachten, waarmee hij als derde wel opgescheept zal worden, heel eenzaam zullen zijn.
Mijn opa heette Bertus. Oma en hij zijn in 1947 getrouwd. Het was een fijn en gelukkig huwelijk, ik heb vele keren bij opa en oma, en later nog veel vaker bij oma alleen gelogeerd. Over een zekere Rob heb ik nooit iets gehoord.
Ineens zie ik oma weer over de buik van haar burgemeester aaien. Ze aaide niet de klok zelf, maar wat die voor haar bewaarde. Februari 1940. Het was kennelijk de laatste brief van haar geliefde. Zou ze geweten hebben wat hun plannen heeft gedwarsboomd? Kon hij niet op tijd terug naar haar, is hij…?
Ik plak de brief weer op dezelfde plaats in de klok. Ik zal hem niet daar aaien wat dat is van oma.

Lid sinds

7 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Weer eens wat anders: een burgemeester die een klok blijkt te zijn. De aanloop naar de brief duurt wat lang, maar de uitleg is nodig wanneer er later staat dat oma de buik van de burgemeester aait. Goede insteek.

Lid sinds

5 jaar 4 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Dag Blueyes

Ik vind je tekst mooi. De inleiding is lang, omdat  je de klok, de burgemeester stevig beschrijft en je doet dat goed maar het lijft iets teveel bij de beschrijving, zonder enige emotie en dat vind ik jammer. Dan kom je tot de vondst van de brief, de geheime liefde. Ook erg mooi beschreven. Wel opletten op bepaalde zinnen zoals deze: Allerliefste Johanna. Ik hou mijn adem in, zo heette mijn oma. Het leest niet vlot, evenmin als dit stukje als hij in het weekeinde naar huis en haar toeging. 

Misschien is het vitten, maar de tekst is mooi verzorgd en dit zijn dan slordigheden. Ik vind dit wel erg sterk: Ineens zie ik oma weer over de buik van haar burgemeester aaien. Ze aaide niet de klok zelf, maar wat die voor haar bewaarde.

Graag gelezen.  Meer dan fijn.

Johanna