Lid sinds

3 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

#388 Weerzien (aangepast)

 

Aangepaste versie

Op een regenachtige ochtend gaat Gwen de deur uit naar school en merkt dat de grijze Ford Ka niet op slot is.
Hm, wat gek, denkt ze.
Peinzend stapt ze in. Wanneer ze haar veiligheidsriem vast doet, klinkt een mannenstem van de achterbank.
‘Eén geluid en je bent er geweest.’
Ze voelt dat een voorwerp hard tegen haar rechterschouder wordt geduwd.
Ze verstijft van schrik.
’Rij weg, en doe net als anders. Rechts af dus.’
Gwen start de auto. Haar hoofd is leeg, ze kan niet nadenken.
Wat moet ze doen? Eerst doen wat hij zegt. Blijven leven.

Ze rijdt haar vaste route door de Hoofdstraat en gaat aan het eind linksaf.
‘Rij eens sneller, dit is geen begrafenisstoet.’ Nog niet, denkt Gwen en ze duwt het gaspedaal verder in. Waar zou hij naar toe willen?
‘Als je bij de school bent, rij je door, en je slaat na het fietsenhok rechtsaf.’ Ineens komt zijn stem haar bekend voor. Wie is het?

Bij school fietsen collega’s Jan en Maarten. Jan steekt zijn hand op en kijkt haar met grote ogen na. Logisch, ze parkeert altijd op dezelfde plek.
Aan het eind van de weg, na het fietsenhok, slaat ze rechtsaf. Wat nu?
‘Hier links af,’ zegt hij even later bij de ingang van het Sparrenbos. Ze rijdt het bos in. Ze kent de weg, hier gaat ze vaak ’s zomers met de klas naar toe.
Alles is nat en grijs.
‘Hier rechts en daarna meteen links.’
Daar eindigt de smalle modderweg. Ze remt, zet de auto uit.

‘Uitstappen,’ zegt de man.
Ze maakt de riem los en stapt uit. Ze rilt. De man is er al uit. Hij heeft een bivakmuts op en gebaart met zijn wapen dat ze het smalle pad in moet gaan. Daarachter is een speelplek. Er is niemand op dit vroege uur. Het regent nog steeds.
Als ze er zijn, moet ze gaan zitten. Hij haalt een dun touw tevoorschijn en bindt haar vast aan de betonnen bank. Au, die knopen zijn strak.
Hij staat op. Dan ziet ze achter hem Jan en Maarten langzaam dichterbij komen. Ze dwingt haar ogen naar de man. Houd hem aan de praat!
‘W-w-wat wil je van me?’
‘Weet je dat niet, stomme muts,’ snauwt hij.
‘I-ik heb geen idee, wie ben je?’
‘Nu mag jij hier een poosje zitten zonder eten en drinken. Ik ben benieuwd, hoe leuk jij dat vindt. Hij heeft zijn wapen neergelegd en haalt een smerige doek uit zijn broekzak. Hij propt hem in haar mond. Ze stikt bijna. Kan niets meer uitbrengen dan wat gegrom. De stank van de doek maakt haar misselijk.
‘Je bent echt stom, he? Weet je niet meer, dat ik hier een middag heb gezeten, helemaal alleen? En waarom? Omdat je me was vergeten! Dat noemt zich kleuterjuf. Dus dit is precies de goede plek voor jou. Hier komt voorlopig niemand.’
Een vage herinnering. O, ja! Derk Bos, weet ze nu.
Als hij achteruit stapt, grijpen vier handen hem beet en drukken hem tegen de grond.
Zijn bivakmuts wordt weggetrokken. Het wapen uit zijn buurt geschopt.
Maarten snijdt haar touwen los. Ze wrijft haar polsen.
De prop gaat uit haar mond, ze ademt in en uit.
‘Derk. Derk Bos,’ zegt ze schor.
‘Zo heet hij.’

Het was vroeger zo’n leuk jochie, denkt ze met weemoed.

 

 

 

--------------

Gwen is een lieve, zorgzame vrouw, die niet zoveel beleeft.
Bijna vierenvijftig, gelukkig getrouwd. Ze staat met veel plezier voor de klas. De kleuters zijn alles voor haar. En zij is alles voor haar kleuters.
Hobby’s? Lezen, tuinieren en haar kleinkind knuffelen.
Gwen houdt niet van verrassingen. Die maken haar onrustig.
Wie zou het in zijn hoofd halen om met dat lieve mens te sollen? Haar van haar apropos te brengen? Haar af te matten, een pak slaag te geven? Haar in een gênante situatie te brengen?
Toch gebeurt er iets, waardoor Gwens leven voorgoed verandert.

Op een regenachtige ochtend gaat Gwen de deur uit naar haar werk en merkt dat de grijze Ford Ka niet op slot is.
Hm, wat gek, denkt ze.
Peinzend stapt ze in. Wanneer ze haar veiligheidsriem vast doet, klinkt een mannenstem van de achterbank.
‘Eén geluid en je bent er geweest.’
Ze voelt dat een voorwerp hard tegen haar rechterschouder wordt geduwd.
Ze verstijft van schrik. ’Rij weg, en doe net als anders. Rechtsaf dus.’
Gwen start de auto. Ze doet automatisch wat hij zegt. Haar hoofd is leeg, ze kan niet nadenken.
Is dat haar hart, dat zo bonst? Wat moet ze doen? Eerst doen wat hij zegt. Blijven leven.
Ze rijdt haar vaste route door de Hoofdstraat en gaat aan het eind linksaf.
‘Rij eens sneller, dit is geen begrafenisstoet.’ Nog niet, denkt Gwen en ze duwt het gaspedaal verder in. Waar zou hij naar toe willen?
‘Als je bij de school bent, rij je door, en je slaat na het fietsenhok rechtsaf.’ Ineens komt zijn stem haar bekend voor. Wie is het?

Bij school fietsen collega’s Jan en Maarten. Jan steekt zijn hand op en kijkt haar met grote ogen na. Logisch, ze parkeert altijd op dezelfde plek.
Aan het eind van de weg, na het fietsenhok, slaat ze rechtsaf. Wat nu?
‘Hier links af,’ zegt hij even later bij de ingang van het Sparrenbos. Ze rijdt het bos in. Ze kent de weg, hier gaat ze vaak ’s zomers met de klas naar toe.
Alles is nat en grijs.
‘Hier rechts en daarna meteen links.’
Daar eindigt de smalle modderweg. Ze remt, zet de auto uit.
‘Uitstappen,’ zegt de man.

De druk van het pistool is even wat minder. Zou ze het wagen? Haar instappers zijn niet bepaald handig om hard weg te rennen op de modderige paden.
Ze maakt de riem los en stapt uit. Ze rilt. De man is er al uit. Hij heeft een bivakmuts op en gebaart met zijn wapen dat ze het smalle pad in moet gaan. Daarachter is een speelplek. Wat wil hij daar? Er is niemand op dit vroege uur.
Het regent nog steeds.
Waar is haar telefoon? Nog in de tas in de auto.

Als ze er zijn, moet ze gaan zitten. Hij haalt een dun touw tevoorschijn en bindt haar vast aan de betonnen bank. Au, die knopen zijn strak.
Hij staat op. Dan ziet ze achter hem Jan en Maarten verschijnen. Ze lopen langzaam dichterbij. Ze dwingt haar ogen naar de man. Houd hem aan de praat!
‘W-w-wat wil je van me?’
‘Weet je dat niet, stomme muts,’ snauwt hij.
‘I-ik heb geen idee, wie ben je?’

‘Nu mag jij hier een poosje zitten zonder eten en drinken. Ik ben benieuwd, hoe leuk jij dat vindt. Hij heeft zijn wapen neergelegd en haalt een smerige doek uit zijn broekzak. Hij propt hem in haar mond. Ze stikt bijna. Kan niets meer uitbrengen dan wat gegrom. De stank van de doek maakt haar misselijk.
‘Je bent echt stom, hè? Weet je niet meer, dat ik hier een middag heb gezeten, helemaal alleen? En waarom? Omdat je me was vergeten! Dat noemt zich kleuterjuf. Dus dit is precies de goede plek voor jou. Hier komt voorlopig niemand.’
Haar hoofd ontploft, ze wil lucht! Een vage herinnering. O, ja! Derk Bos, zo heet hij, weet ze nu.

Als hij wegloopt, grijpen vier handen hem beet en drukken hem tegen de grond.
Zijn bivakmuts wordt weggetrokken. Het wapen uit zijn buurt geschopt.
Maarten snijdt haar touwen los. Ze wrijft haar polsen.
De prop gaat uit haar mond, ze ademt in en uit.
‘Derk. Derk Bos,’ zegt ze schor.
‘Zo heet hij.’

Het zeil steekt af tegen het blauw.
Gwen geniet van de stilte op het water, terwijl ze het roer losjes met haar rechterhand beweegt.
Haar man komt uit de kajuit met een fles bubbels en twee glazen.
Ze hoort kieviten, ruisend riet en de golfslag tegen de boot.
De kurk knalt, glazen worden gevuld.
‘Dit hadden we veel eerder moeten doen,’ zegt Gwen.
‘Zo’n sabbatical year is fantastisch.’

 

Lid sinds

9 jaar 11 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Het lijkt me dat dit verhaal nog wel wat redactie kan gebruiken. Naar mijn idee nemen de beschrijvingen en uitleg de verrassing weg. Bovendien wordt het wraakmotief wat mij betreft geloofwaardiger als je het wat subtieler neerzet. Ik denk niet dat juf Gwen haar kleuterleerling  vastgebonden en met een prop in zijn mond heeft achtergelaten - alhoewel dat wel het gevoel van Derk kan zijn geweest natuurlijk.

Verder denk ik dat je eens moet bekijken wat je kunt schrappen zonder het verhaal geweld aan te doen. Zijn Maarten en Jan echt nodig bijvoorbeeld? En wat voegt die laatste alinea toe?

Het idee vind ik pakkend, maar volgens  mij is er meer uit te halen

Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

 

Reactie Marc (Hostwriters): Een wraakactie van een getraumatiseerde troebele geest. In ieder geval beschikt de dader over een uitzonderlijk scherp geheugen.
Beetje een vreemde structuur, dit verhaal. Het wordt in de TT verteld, we volgen chronologisch de gebeurtenissen. De rit naar de school is best spannend, het motief en de reddingsactie volgen abrupt. Er wordt wat te veel gepropt in dit kortverhaal.
De laatste alinea is een tijdsprong, ook in TT. Het lijkt niet veel aan het verhaal toe te voegen. Misschien kan het verhaal dan beter beginnen op de boot om dan naar een lange flashback te gaan. Nu ‘hoort’ het laatste gedeelte er niet echt ‘bij’.

Ook hier weet ik niet echt goed hoe het te catalogeren onder de opdracht. Heeft onze juf spijt van haar ‘uitschuiver’ indertijd? Twijfelt ze nu aan haar zorgzame, educatieve kwaliteiten als kleuterjuf? Is ze dezelfde gebleven? Vragen, vragen, vragen … 🍀

 

Lid sinds

3 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

@ Annetteke, dank voor je reactie. Ik vond het verhaal idd ook best lang. Ik heb al heel veel werk gehad aan het eruit halen van overbodige info. Jan en Maarten redden haar, vandaar dat ik ze nodig vond. En Derk loopt al jaren met een trauma rond, vandaar deze heftige revanche. De laatste alinea laat zien hoe Gwen deze situatie aan het verwerken is. Dat is toch een deel van de opdracht? Fijn dat je het hebt gelezen. Ik ga nadenken over je suggesties.

Lid sinds

3 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Marc, bedankt voor het lezen en voor je reactie. Ik vond deze opdracht niet makkelijk. Werd ook even 'weggeblazen' door de eerste inzendingen en jullie enthousiaste reacties daarop. 
Ik heb me volgens mij wel aan de opdracht gehouden. Gwen heeft (minimaal) een jaar nodig om haar avontuur te boven te komen. Als dat ooit gaat gebeuren, als ze ooit weer voor de klas durft te staan. Dat staat toch in het laatste stuk beschreven? En wat haar overkomt, is zo heftig, dat ze nooit meer dezelfde wordt. 
Volgens mij was dat de opdracht. Dat herken ik niet in alle ingestuurde verhalen. Maar misschien heb ik het verkeerd begrepen. Je tip om met de boot te beginnen en de rest als flashback vind ik leuk! Dat ga ik een volgende keer eens toepassen, dat is nieuw voor me.

Lid sinds

3 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

MF, ik ben het eens met de tips bovenstaand. Probeer ook te letten op tell ipv show.

Er staat volgens mij nog veel info in waarvan je moet kiezen of het bijdraagt aan het verhaal.

Ik las de opdracht licht anders, maar het is dan ook vrij open.

 

Lid sinds

3 jaar 7 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Reactie van Mili (Hostwriters) op je aangepaste versie. Zie mijn opmerkingen tussen haakjes.

Ha Maria,

 

Op een regenachtige ochtend gaat Gwen de deur uit naar school en merkt dat de grijze Ford Ka niet op slot is.

Hm, wat gek, denkt ze.

Peinzend stapt ze in. Wanneer ze haar veiligheidsriem vast doet, klinkt een mannenstem van de achterbank.

[vastdoen is 1 woord]

‘Eén geluid en je bent er geweest.’

Ze voelt dat een voorwerp hard tegen haar rechterschouder wordt geduwd.

[werkwoorden als ‘voelen/horen/zien’ zijn oninteressant voor de lezer, ze komen van de schrijver af > laat voelen als schrijver dat het voorwerp tegen haar aan wordt geduwd > bijvoorbeeld: het voorwerp komt op een steenpuist terecht]

Ze verstijft van schrik.

[dit is informatie > laat haar hijgen, kwijlen, snikken …]

’Rij weg, en doe net als anders. Rechts af dus.’

[rechtsaf, 1 woord]

Gwen start de auto. Haar hoofd is leeg, ze kan niet nadenken.

Wat moet ze doen? Eerst doen wat hij zegt. Blijven leven.

[hij zegt niet ‘blijven leven’, zij wil dat]

Ze rijdt haar vaste route door de Hoofdstraat en gaat aan het eind linksaf.

‘Rij eens sneller, dit is geen begrafenisstoet.’ Nog niet, denkt Gwen en ze duwt het gaspedaal verder in. Waar zou hij naar toe willen?

[trapt i.p.v. duwt? Lijkt me meer op zijn plaats gezien haar staat.]

‘Als je bij de school bent, rij je door, en je slaat na het fietsenhok rechtsaf.’ Ineens komt zijn stem haar bekend voor. Wie is het?

Bij school fietsen collega’s Jan en Maarten. Jan steekt zijn hand op en kijkt haar met grote ogen na. Logisch, ze parkeert altijd op dezelfde plek.

[ze parkeert Niet op de plek waar ze altijd parkeert]

Aan het eind van de weg, na het fietsenhok, slaat ze rechtsaf. Wat nu?

[er komt te veel ‘rechtsaf/linksaf’ in je tekst voor]

‘Hier links af,’ zegt hij even later bij de ingang van het Sparrenbos. Ze rijdt het bos in. Ze kent de weg, hier gaat ze vaak ’s zomers met de klas naar toe.

[linksaf > 1 woord/idem voor naartoe]

Alles is nat en grijs.

‘Hier rechts en daarna meteen links.’

[zie hierboven, probeer eerder de omgeving te beschrijven/langs welke bomen rijdt ze/kan ze niet tegen een boom aanrijden/over een tra/tegen een obstakel?]

Daar eindigt de smalle modderweg. Ze remt, zet de auto uit.

[ik weet niet of je van een auto ‘uitzetten’ kunt zeggen, eerder afzetten]

 

‘Uitstappen,’ zegt de man.

Ze maakt de riem los en stapt uit. Ze rilt. De man is er al uit. Hij heeft een bivakmuts op en gebaart met zijn wapen dat ze het smalle pad in moet gaan. Daarachter is een speelplek. Er is niemand op dit vroege uur. Het regent nog steeds.

[zeg niet “ze rilt” > dat is pure informatie > laat het blijken, bijvoorbeeld dat ze de gordel niet loskrijgt omdat ze rilt/trilt]

Als ze er zijn, moet ze gaan zitten. Hij haalt een dun touw tevoorschijn en bindt haar vast aan de betonnen bank. Au, die knopen zijn strak.

[verwerk de strakke knopen in je tekst, niet als mededeling]

Hij staat op. Dan ziet ze achter hem Jan en Maarten langzaam dichterbij komen. Ze dwingt haar ogen naar de man. Houd hem aan de praat!

[beetje lastig dit, ‘ze dwingt haar ogen naar … > Ze dwingt zichzelf naar de man te kijken?]

‘W-w-wat wil je van me?’

‘Weet je dat niet, stomme muts,’ snauwt hij.

‘I-ik heb geen idee, wie ben je?’

‘Nu mag jij hier een poosje zitten [komma] zonder eten en drinken. Ik ben benieuwd, [hier geen komma] hoe leuk jij dat vindt. Hij heeft zijn wapen neergelegd en haalt een smerige doek uit zijn broekzak. Hij propt hem in haar mond. Ze stikt bijna. Kan niets meer uitbrengen dan wat gegrom. De stank van de doek maakt haar misselijk.

[laat zinnen in elkaar overvloeien om niet te veel de zin met ‘hij’ te beginnen >: … uit zijn broekzak die hij in haar mond propt.

“Ze stikt bijna.” Laat het de lezer merken, informeer niet. Tranen die uit haar ogen spatten, snotdraadjes uit haar neus …]

‘Je bent echt stom, he? Weet je niet meer, dat ik hier een middag heb gezeten, helemaal alleen? En waarom? Omdat je me was vergeten! Dat noemt zich kleuterjuf. Dus dit is precies de goede plek voor jou. Hier komt voorlopig niemand.’

[hè]

Een vage herinnering. O, ja! Derk Bos, weet ze nu.

Als hij achteruit stapt, grijpen vier handen hem beet en drukken hem tegen de grond.

[… die hem tegen de grond aandrukken.]

Zijn bivakmuts wordt weggetrokken. Het wapen uit zijn buurt geschopt.

Maarten snijdt haar touwen los. Ze wrijft haar polsen.

[korte zinnetjes gebruik je om de lezer ‘op te jagen’, de spanning erin te houden, hier is ze bevrijd]

De prop gaat uit haar mond, ze ademt in en uit.

‘Derk. Derk Bos,’ zegt ze schor.

‘Zo heet hij.’

Het was vroeger zo’n leuk jochie, denkt ze met weemoed.

[conclusie van de schrijver]

Nu denk je vast dat ik ontzettend streng ben, dat ben ik ook, weet wel dat mijn opmerkingen je verder willen brengen. Je hebt werkelijk erg je best gedaan én je bent leergierig en enthousiast.

Dank voor je bijdrage. Morgen weer een nieuw verhaal. Blijven schrijven.

 

 

Lid sinds

3 jaar 3 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Ha Mili, reuze bedankt voor de uitgebreide feedback op mijn aangepaste tekst. De tip over het effect van korte - en lange zinnen is heel interessant. Ook zal ik me beter realiseren dat ik minder moet vertellen en meer moet laten zien. Dit was een goed oefening voor mij.

Lid sinds

2 jaar 6 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Als Derk zo'n leuk jochie was vraag je je toch af wat er van alle schurken en schavuiten terecht gekomen is. Aan het commentaar heb ik weinig toe te voegen, behalve dat ik het geboeid gelezen heb.