#381 Pen en Papier Liefdesbrief
Liefdesbrief
Och hand, wat heb ik je gemist. De warme koestering van je vingers. Zoals je me omhelsde met een kracht en een tederheid in één. Je hebt me zolang laten staan in een bakje met nietszeggende soortgenoten. Hoe verlangde ik naar jou. Zo dichtbij en me compleet negerend. We hebben samen zoveel meegemaakt. Nog meer hadden we kunnen meemaken. Als we samen op reis waren gegaan door jou, via de arm waar je bij hoort naar het hoofd waar het een kolkende maalstroom is aan gedachten. Als bij Perkamentus hadden we een gedachtensliert eruit kunnen trekken en aan het papier toe kunnen voegen. Het papier dat ook al zo lang stilletjes ligt te wachten, boven op de stapel, met een verwachting die in verslagenheid is overgegaan.
En nu dan dit weerzien.
Ik weet dat ik je kan helpen, te relativeren, te kaderen of juist te vervoeren. Je hebt het zo lang alleen gedaan. Geef je aan mij en we doen het samen. Samen zien we de kilte en de schoonheid om ons heen, samen reizen we naar verzonnen paradijzen. Samen dalen we af naar de krochten van jouw geest om weer omhoog te komen, te herrijzen als een Phoenix. Want niet alleen jij bent doodgegaan. Ik weet hoe jij je voelt.
Samen geven we kleur aan het dorre landschap, tekenen we onze weg die niemand ons af kan nemen. Als jij me vasthoudt, en ik daarmee jou, kunnen we alles aan. Is geen berg ons te veel want wij hebben het in de hand, hebben elkaar in de hand en daarmee de controle over de wereld en de sterren, het heden, het verleden en de toekomst, de waarheid en de fictie. Wij maken de wereld weer behapbaar, stap voor stap, letter voor letter.
Neem de tijd om me sierlijk te laten krullen, zowel in de hoogten als in de diepten. Een vloeiend geheel met een begin en een eind en altijd de belofte om verder te kunnen.
Ik heb je lief zoals ik weet dat jij mij ook liefhebt, al zeg je het niet met zoveel woorden, het zit in de stilte die er tussen ons mag zijn. De spatie die verbindt. Het wit aan het einde van een alinea dat de hoop vertegenwoordigt op wat er volgen mag. Het vertrouwen dat het goedkomt.
Samen kunnen we de wereld aan. Alleen samen.
Ik merk dat je trilt, het emotioneert je. Ik blijf fier recht en steun je. Ik wacht geduldig tot je verder kunt. Nu we elkaar hebben teruggevonden, laat ik je niet meer zo gemakkelijk gaan. Ik voel weer hoe het bruist en golft, hoe uit me vloeit wat bij jou van binnen kolkt. Laat maar komen, laat je gaan. Het papier is veilig, net als ik. Alleen degenen die het herkennen zullen het begrijpen, de rest legt het naast zich neer en dat is oké. We hebben niemand nodig zolang we elkaar maar hebben.
Het was een bewogen jaar, ik weet het. Of eigenlijk een jaar van stilstand. In afwachting, verlangend, gevangen, zoekend naar uitwegen, leren omgaan met teleurstellingen, met leegte, met angst. Beroering zonder vooruit te komen. Een dieptepunt dat tevens het hoogtepunt is in een verhaal dat we zelf niet wilden bedenken, waar me mee te dealen hadden en dat ons gebracht heeft waar we nu zijn. Weer in verbinding met de essentie, met elkaar.
Je hebt gezocht naar wegen om naar buiten te treden, de verbinding buiten jezelf te vinden in een wereld die zich steeds meer van je afsloot, van je afdreef. Eilandjes van ongemak.
En nu ligt er een nieuw jaar voor je. Een jaar dat nog ontgonnen moet worden. Je wilt nooit te ver vooruitkijken, maar wat nou als het een jaar van hoop is, van geluk, van liefde, van tevredenheid? Wat nou als dit jaar de eilandjes weer naar elkaar toedrijven, elkaar vinden in gemeenschappelijke grond? Wat nou als jouw eiland aan land komt? Zullen we elkaar dan blijven ontmoeten?
Laten we dat afspreken. Dat we elkaars gezelschap opzoeken. Vaak. Het liefst elke dag. Nu we elkaar zo op de valreep van het jaar hervonden hebben, nu we weer beseffen hoe veel we voor elkaar betekenen, laten we dit voortzetten. Het maakt niet uit of anderen onze liefde waarderen, als wij dat maar doen. Er hoeft niets aan ons veranderd te worden zolang we elkaar vinden in oprechtheid, in het verlangen te verwoorden wat er leeft.
Ineens realiseer ik me dat jouw hand niet verbonden is met je hersenen, dat dat niet de bron is waar we uit putten. Het is je hart. Je hart dat overstroomt, uitreikt en omarmt. Ik voel de warmte van jouw hart door mijn blauwe bloed stromen. Ik realiseer me nu pas dat ik de sleutel ben.
Dankjewel dat je me weer tot leven hebt gebracht en ik weet dat we hetzelfde voelen. Dat we vervloeien in de golven op papier. Het papier dat zo lang op ons gewacht heeft, dat letterlijk moest ondergaan hoe de liefdesbrief niet aan hem maar op hem geschreven was. Maar wie zouden we zijn zonder hem? We zijn een drie-eenheid. Dwazen schrijven op muren en glazen. Wij schrijven op papier dat de inkt uit onze aderen absorbeert. Papier dat ons steeds zonder vooroordeel ontvangt. Een ongeschreven blad dat ons uitnodigt, zich opoffert om met ons te zijn. Dat een heel leven achter zich heeft, maar niet klaagt, niets vraagt en ons wezen tot in lengte der tijden met zich meedraagt. Het papier dat de ruimtes tussen onze woorden met zijn leegte vult.