Lid sinds

3 jaar 8 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Opdracht #345 - Een oude (on)bekende

8 april 2021 - 16:51

 

‘’Hé jij ook hier… Dat is lang geleden.’’ 
Ik draai me om en kijk in twee verbaasde blauwe ogen en een glimlach die wachten op een spontane reactie. Mijn verwarring slaat toe… Ik heb geen idee wie hier voor me staat.

“Hallo”, zeg ik ietwat twijfelend. Soms wilde ik dat ik beter kon doen alsof. Nu moet het de ontvanger wel duidelijk worden dat ik helemaal niet weet wie ze is. Voor me staat een blonde vrouw van midden veertig. Hier en daar detecteer ik een grijs haar. Ik bedenk me of ik, eens het zover is, ik mijn haar zou kleuren of het mooi grijs zou laten worden. Deze gedachtenstroom duurt al veel te lang, bedenk ik me vervolgens. Een spontane reactie is nu niet meer mogelijk. Waarom belt iedereen me steeds op mijn mobiele telefoon wanneer het niet uitkomt, maar nu het een goed moment is, denkt niemand er aan mij te ‘storen’. En met het ontbreken van een doen-alsof-talent denk ik er niet aan om mijn telefoon denkbeeldig op te nemen.

Er zit niets anders op dan te doen alsof ik de sociale gedragsregels niet onder de knie heb en met mijn halfgevulde wagentje aanstalten te maken om verder te gaan. Wanneer ik een paar passen vooruit zet, merk ik dat de sluwe vrouw me met haar winkelwagentje blokkeert.

“Ook de eerste aardbeien zien liggen?,” vraagt ze gewiekst om het gesprek weer op gang te brengen.

In mijn karretje rechts vooraan staan inderdaad twee bakjes helrode blinkende aardbeien.

“Euh ja”, antwoord ik verward. Wie is die vrouw toch?, vraag ik me opnieuw af. En wie denkt zij dat ze is dat ze me zomaar de pas afsnijdt? Ik graaf in mijn geheugen. Stond er onlangs niet iets in de krant over ‘supermarket dating’: je zet een bepaald product op een afgesproken plaats in je winkelkarretje waarmee je aan andere supermarktbezoekers laat weten dat je beschikbaar bent op de datingmarkt. Zouden de aardbeien daar misschien voor iets tussen zitten?

“Elk jaar komen ze vroeger. Dat ligt waarschijnlijk aan het klimaat. Daar moet men toch iets aan doen, vind je niet?”, stelde de rijzige vrouw bijdehand.

Ook dat nog, een conversatie over de klimaatsopwarming en de discussie over wiens verantwoordelijkheid het is om daar iets aan te doen. Ik kende alle pro’s en contra’s en was er al lang van overtuigd dat het vooral een zaak was van de kleine man, en niet zozeer van de grote overheid. Meestal sta ik daar alleen in. Mijn man plaatst zich ook in het andere kamp. Hij vindt dat de overheid en de grote bedrijven er iets aan moeten doen. Die discussie eindigt meestal in een stug stilzwijgen tijdens het avondmaal waarop ik de stilte breek en Frank Sinatra opleg. “Fly me to the moon. In other words, I love you.” Waarop hij mij ten danst vraagt en we samen de woonkamer doorschuifelen.

“De jongere generatie dan toch…”, hoor ik haar stellig verklaren. “Ze kijken nergens meer naar. Is hun GSM stuk, dan kopen ze gewoon weer een nieuwe. Waar is de tijd dat we iets wat stuk was lieten maken he? Mijn GSM is nog steeds die goede betrouwbare Nokia 3310 en die doet wat hij moet doen. Ik bel er nog dagelijks mee. En jij trouwens ook!”

Hoor ik dat nu goed? Hoe weet die dame in godsnaam dat ik een Nokia-telefoon bezit? Ofwel beschikt ze over bijzondere gaven en kan ze door mijn handtas kijken, ofwel volgt ze me al een tijdje en hoorde ze me buiten met mijn dochter telefoneren. Gloria! Die kleine malle meid. Ze is ondertussen een jaar of 14, denk ik. Ik houd bijna de tel niet meer bij. Gisteren was ze jarig. Ze wilde een feest met vriendinnen en een grote roze taart van K3, dus dat kreeg ze. De kaarsjes blaasde ze in één keer allemaal uit. En daarna speelden we samen stoelendans. Tien vriendinnen, tien stoelen. Om te beginnen dan toch. Toen er nog maar vijf gevulde stoelen overbleven en Gloria met haar kroon naast één van de stoelen beteuterd rechtstond, barstte ze in tranen uit. Tussen de snikken door hikte ze:” Het is niet eerlijk!” Mijn man lachtte me in de keuken vierkant uit. Wat haalde ik het toch elk jaar in mijn hoofd om zoveel kinderen te vragen, vond hij. Natuurlijk liep dat uit de hand. Maar zelf de handen uit de mouwen steken? Dat niet!

“Zullen we samen een eindje wandelen?”, vroeg de ietwat overdreven geschminkte vrouw. Ze had keurig haar best gedaan om de blauwe oogschaduw op haar bovenste ooglid aan te brengen. Misschien iets te keurig waardoor het er dus wat té uitzag.

Ik begon het hele zaakje nu wel verdacht te vinden. Ze kende het merk van mijn telefoon en nu probeerde ze me ook nog eens de winkel uit te lokken met een flauw excuus. Of zou het dan toch een goedkope versiertruc zijn? Is dit het moment waarop je de alarmknop van je telefoon gebruikt en het noodnummer van de politie belt? Die had ik nog maar één keer gebeld. Dat was vorige maand toen Max overreden werd door een roekeloze automobilist. Die man reed 100 in de bebouwde kom. Met gierende banden draaide hij de bocht om. Gloria liet net de leiband vieren en Max liep in de goot. Het gebeurde sneller dan ik het kon bevatten. En de man- ik denk toch dat het een man was- reed gewoon door en liet mijn arme Gloria spierwit achter. De politieagent noteerde het hele verhaal zorgvuldig en beloofde zijn best te doen om de dader te vinden. Maar nu, een maand later, hoorden we nog niets. Waarschijnlijk is dit weer zo’n onopgeloste moordzaak.

Over moordzaken gesproken, misschien is deze blonde schminkpop wel een wrede moordenaar die zijn slachtoffers uitkiest in de supermarkt, het vertrouwen wekt door zich amicaal op te stellen, hen mee naar buiten neemt met een smoes en hen vervolgens op een verlaten stuk van de parking beestachtig verstikt met een net aangekochte GFT-zak.

Misschien is dit het moment om me toch wat behoedzamer op te stellen. Ik kijk rond me heen en speur naar een bewakingsagent. Je zou toch denken dat elke winkel deze dagen zo eentje heeft lopen… met de Bende van Nijvel op het nieuws. Maar nergens zie ik een man met uniform.

“Je hebt al een hele afstand afgelegd, misschien wordt het toch tijd om te laten weten waar je bent.”, zegt mijn opponent. Ik herken geveinsde bezorgdheid van mijlenver. En het stinkt.

“Wordt het geen tijd, dametje, om met je aardbeien en je karretje een eindje verder te gaan schooien zodat je hardwerkende mensen gerust laat!”, hoor ik mezelf gedurfd uitspreken. “Ik kom net van mijn werk en heb de hele dag brieven uitgetypt voor mijn baas! Ik heb nu wel wat anders te doen!”

Aan de andere kant is het nu stil. De andere winkelbezoekers staren ons even aan. Tot ze merken dat we hun blikken gewaarworden. Dan doen ze weer alsof ze gewoon verder winkelen. De stalkster of moordenares – dat laat ik nog in het midden- kijkt betrapt om zich heen. Twee tellen later staat er toch zo een uniformman naast me. “Kan ik u ergens mee helpen, mevrouw?”

Mijn belager neemt het woord. “Ik kan het allemaal uitleggen, meneer. Deze dame is mijn moeder. Ze voelt zich onwel en …”

“Wat een onzin!”, verdedig ik me. “Ik voel me kiplekker. Ik heb er net een harde werkdag opzitten en nu wil ik gewoon rustig winkelen. Ik verdenk deze dame, die ik niet ken, dat ze op mijn geld uit is, of erger nog, mijn leven! Ik heb trouwens geen tijd voor deze onzin. Mijn dochter zit thuis op me te wachten. Ze komt net van school!”

“Maar ik bén je dochter. Ik heb je net gebeld. Je vertelde me zelf dat je in de supermarkt was”. En tegen de bewakingsagent: “Dus ben ik zo snel mogelijk naar hier gekomen, ziet u. In het home weten ze niet waar ze is. Ze zullen nu wel ongerust zijn.”

“Home?”, hoor ik mezelf zeggen. “Welk home? Ik wil gewoon naar huis.” Mijn dochter is daar en mijn man zal straks ook wel thuiskomen. Als hij zijn eten niet tijdig op de tafel heeft, dan zwaait er wat!”

Ik hoor mijn valse dochter fluisteren tegen de bewakingsagent. Een paar woorden kan ik ontwaren: “…dement … man …dood.” De bewakingsagent knikt en houdt met één hand mijn bovenarm vast.

Dan wordt het me plots allemaal duidelijk: de bewakingsagent en de blonde dame spelen het spel onder één hoedje. Ze zitten samen in het complot. Ik probeer nog, maar het heeft geen zin. Het enige wat ik kan doen is roepen: “ontvoering, ontvoering!” Maar niemand reageert. Ik word er ingeluisd door een hele bende! Ik roep om mijn man. Ik denk toch dat ik het luidop doe, maar het kan evengoed binnensmonds zijn: “Pierre! Help!” Maar voor ik het goed en wel besef word ik naar buiten geleid door de moordenares en de valse bewakingsagent. Daar staan twee ambulanciers naast een ambulance. De zwaailichten nog aan. Ze laden me op de brancard en proberen me gerust te stellen. Ik trap er niet in en geef me niet gewonnen. Eén van de twee ambulanciers verkoop ik stomp in zijn maag. Ze binden me vast op de brancard. De deuren zwaaien dicht. En dan vertrekken we. Er hangt een spiegeltje aan de wand van de ambulance. Ik herken die oude vrouw niet. Ik herken die permanent niet. Ik herken mezelf niet. Er zit niets anders op dan luid te roepen. De angst is te groot. Ik begrijp er niets van. Ik hoor hier niet thuis.

 

Lid sinds

5 jaar 8 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
8 april 2021 - 17:09

Hoi Annemieke, welkom op het forum. Je bent meteen enthousiast van start gegaan.
De opdracht was een verhaal van 500 woorden, jouw verhaal bevat het drievoudige (1600 woorden). Het idee van een dementerende vrouw die de weg kwijt is en alles verdacht vindt, is een goede insteek. Misschien kun je het verhaal inkorten en opnieuw plaatsen. Je weidt op verschillende plaatsen erg uit om je verhaal te vertellen, waardoor het langdradig wordt. Het is juist de kunst om je verhaal binnen de woordenlimiet te vertellen.
Daarnaast mis ik een originele titel. De titel die je nu gebruikt is die van de opdracht.

Lid sinds

3 jaar 8 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker
14 april 2021 - 23:08

Beste Annemieke, 

Hartelijk bedankt voor je ingezonden verhaal. Het is - zoals al werd opgemerkt - een stuk langer dan het aangegeven aantal woorden. Probeer de volgende keer goed op het woordenmax te letten. Het vertellen van een verhaal in een korte tekst, is immers onderdeel van de oefening/uitdaging!

Ik vond je verhaal interessant, de sfeer was beklemmend en ik vind de gedachtestromen van de verteller in sommige fragmenten erg boeiend. Ik zou inderdaad aanraden om de tekst een stuk in te korten, dit zou je verhaal ook versterken. Ook helpt het om even goed te kijken naar de structuur. Ik begrijp dat je de lezer een beetje wil desoriënteren, maar teveel afdwalingen en uitwijdingen, maakt dat de aandacht verdwijnt. Door het verhaal hier en daar wat bij te schaven, kan het nog een stuk krachtiger worden.

Bedankt voor je inzending!