Lid sinds

12 jaar 9 maanden

Rol

  • Gewone gebruiker

Aardbei

Aardbei

 

In zijn flatje, zes hoog,

op het keukentrapje

schroeft hij het railtje

voor moeders gordijntjes,

net gewassen en kastdroog,

fijntjes boven het bovenlichtje.

Hij meet nog na,

hangt het railtje nu symmetrisch

en mama's vitrage 

straks echt recht?

 

Dan, door datzelfde bovenlichtje,

de schroevendraaier nog in de hand,

ziet hij haar,

beneden aan de overkant.

Zij bukt zich,

een wit gezichtje

onder de spoorboom door.

Zij gaat liggen op het spoor.

 

Hij ziet het.

Hij snapt het.

Hij dendert twaalf trappen

naar beneden,

hij sprint naar de hoofdingang.

Hij trekt de zware voordeur open,

hij is bang

te laat zijn

de weg is lang

maar hij heeft kracht.

Zijn laatste stappen

bijna volbracht.

 

Op de treinrails 

ligt haar hoofd

de trein komt razend dichterbij

hij hoort het gillen

van de remmen

de trein buldert hem voorbij

haar lichaam in duizend rode stukjes

niets is over van wat het was

en in onmacht brult hij haar na:

"Juffrouw, u lag niet waterpas..."

 

Later in de avond

moet hij aan aardbei denken

in stukjes

bloedrood en prachtig rond,

een tedere blik op mama's gordijntjes,

het water staat hem in de mond.

 

                                                                Nelleke

 

 

 

 

 

 

Lid sinds

5 jaar

Rol

  • Gewone gebruiker

Hoi Nelleke, wat een leuk gedicht. Beetje morbide, maar ik vond het eigenlijk ook wel grappig. Vooral die opmerking "juffrouw, u lag niet waterpas" vond ik wel goed gevonden. Met een brede glimlach gelezen.

"moet hij aan aardbei denken" --- een aardbei. Of is dit met opzet zo geschreven? Dan zou ik aardbeien schrijven. Aan aardbei denken leest erg vreemd.