Lid sinds

6 jaar 1 maand

Rol

  • Gewone gebruiker

#199- Sumarlioi

De andere leden van mijn troep noemen me zomerzwerver. Sumarlioi in onze taal. De ouderen vinden mijn gezwerf maar niets. De jonge garde vindt het dan weer fantastisch. En mijn gezellin, wel, die heeft zich er bij neergelegd. Een rusteloze ziel noemt ze me. Ze is bang dat ik op een dag niet meer zal terugkeren. Ze zegt het niet met zoveel woorden, maar ik zie het in haar ogen iedere keer ze alleen achterblijft met onze jongen. Nu ik verder heb gezworven dan ooit, in een streek ben aanbeland waar ik nog nooit eerder ben geweest, ben ik geneigd haar gelijk te geven. Er zijn hier teveel tweebeners. En, ook al hebben ze veel, ze zijn niet bereid te delen. De zon komt op en op een paar veldmuizen na heb ik nog steeds niets gegeten. Mijn maag rammelt, mijn tong is droog van de dorst. Ik ren door het hoge gras, blijf uit de buurt van die vlakke, harde banen waarover de brullende monsters van de tweebeners razen, jank van tevredenheid als ik water ruik. Omzichtig sluip ik ernaartoe. Het is een poel, koel en diep, onder een paar met de wind meebewegende bomen. Ik kan mijn geluk niet op. Omzichtig kijk ik om me heen. Niemand te zien. Ik plons erin, ga uitgelaten kopje onder, drink me vol. Voel hoe de luizen uit mijn pels springen. Met een zucht van tevredenheid kom ik weer boven. Ik kijk recht in lodderige ogen. Ze deinzen terug, loeien hard, slaan op de vlucht. Ha! Eten! Ik spurt ze achterna tot ik de tweebener zie. Met in zijn hand het lange ding waar oude eenoog me voor gewaarschuwd heeft. Ik maak rechtsomkeer en ren en ren.