# 117 Zondvloed
Door de gaten van het winkelrolluik kijk in naar binnen. Tien uur kou getrotseerd om als eerste in de rij te staan. In die uren heeft zich een enorme mensenmassa gecreëerd, allen met dezelfde missie.
Ik zie tien stuks staan in het gangpad, zo weinig binnen gekregen, vlak voor de kerst. Er heerst nog vrede tussen de aanwezige personen, maar je voelt de spanning oplopen. Zweetdruppeltjes komen onder de mutsjes vandaan. Een vader staat met zijn twee jongens naast mij, zal ik ze voorlaten? Zodat ze niet teleurgesteld de kerst doorbrengen?
Iedereen om mij heen begint af te tellen. Het is zover.
5… 4… 3… 2… 1… Het rolluik gaat piepend omhoog, ik ben het belang van die jongens inmiddels vergeten.
Een groepje Javaanse jongens schieten langs me door en willen onder het luik doorschuiven, niet realiserend dat de deuren eerst nog open gemaakt moeten worden.
De winkelmedewerker staat met zijn grote sleutelbos klaar en ik zie hem angstig slikken.
Bij de eerste ritseling in het sleutelgat zie ik de mensenmassa op me afkomen. En de ganse berg Sinai rookte, omdat de HEERE op denzelven nederkwam in vuur; en zijn rook ging op, als de rook van een oven; en de ganse berg beefde zeer.
Ik word meegetrokken in een zee van winterjassen, overtollig vet en beestelijk instinct. Elke schroom menselijkheid is verdwenen. In slow motion zie ik honderden individuen duwen, trekken, slaan, schreeuwen om één van die tien dozen te kunnen bemachtigen. Het is alsof een orkaan alles in die winkel in een enkele seconde verwoest. Ik zie één van de twee jongens juichend op de schouders van zijn vader zitten met een doos in zijn handen. Respect kereltje, respect. Ik heb het opgegeven en help de Javaanse jongens overeind. Ze bedanken me en we roken een sigaret.
Hallo RichardOtten, Ha ha,