#67 - Terug naar vroeger
“Probeer het beeld naar voren te halen. Wat zie je? Wat voel je?”
Haar stem leidt me naar vroeger en vervaagt. Flitsen doemen op en ik daal neer. Een kapstok aan de wand. De meterkast. Een kokosmat bij de voordeur. In de hal staan ze. Een man in een spijkerbroek en blauwe blouse buldert. Hij houdt een vrouw in een jurk tegen de muur gepind. Veel groter dan zij is hij niet, maar zijn brede schouders en armen houden haar stevig op de plaats.
Zij hapt naar adem. Zijn knoestige vingers liggen om haar nek en knijpen steeds meer naar elkaar. Ze probeert hem van zich af te slaan. Met een schorre stem tracht ze hem te kalmeren, maar haar ogen verraden wat ze voelt, wat ze denkt.
Haar stem raakt verloren door het gegil, nog geen twee meter bij hen vandaan. Tegen de meterkast staan een jongetje en een meisje. Ze zijn nog jong, kinderen van amper vier jaar. Het meisje houdt haar jongere broertje stevig vast. Haar bovenlijf is verstijfd. Toch weet ze te trappelen. Of meer een stampvoeten. Angst, wanhoop en pijn zijn duidelijk te lezen in haar ogen, haar open mond, de verwrongen gelaatstrekken. Bij haar broertje lees ik hetzelfde. Rauw, puur. Hun gekrijs gaat door merg en been. Is er niemand die ingrijpt? Waar zijn de buren? Is er nog geen politie gebeld? De voordeur staat open, iemand moet iets horen. De worsteling tussen de man en vrouw, zijn gebulder, haar happen naar adem. En dan is er nog het gegil. Want het gegil van het meisje overstemt alles. “Papa! Papa, stop!” Ik wil ingrijpen, maar kan niet. Machteloos kijk ik toe terwijl de vrouw blauw aanloopt en het meisje steeds harder begint te krijsen.
Een stem dringt langzaam door. “Kom terug.” Het beeld draait, steeds verder weg van het gezin. En dan wordt alles zwart.
“Probeer het beeld naar voren te halen. Wat zie je? Wat voel je?”
Haar stem leidt me naar vroeger en vervaagt. Flitsen doemen op en ik daal neer. Een kapstok aan de wand. De meterkast tegen mijn rug. De kokosmat bij de voordeur. Waar ben ik? De hal? Wie gilt daar zo?
Ik kijk op. De voordeur staat nog open. En dan zie ik mijn ouders. Vechten voor leven. Vechten voor de dood. Mijn eigen gegil galmt in mijn oren, mijn wangen zijn nat. Ik doe mijn ogen dicht doen. Laat het stoppen! Hou op! Help ons!
Een klam handje knijpt in de mijne. Ik kijk naast me. Mijn broertje. Ook hij krijst en huilt. Samen trappelen we. We begrijpen het niet. We kennen alleen maar angst. Alles is angst. In me, om me heen, de hal, ons huis, daarbuiten, de hele wereld. Mijn stemmetje slaat over. “Papa! Papa, stop!” Maar hij stopt niet en mama wordt blauw. Help… help… HELP!!!
Een stem dringt langzaam door. “Kom terug.” Het beeld draait. En ik ren. Vlucht. Terug naar die stem. Weg van toen. Weg van hen. Weg van mezelf. En dan wordt alles zwart.
mooi aangrijpend
Lid sinds
10 jaar 11 maandenRol
Indrukwekkend geschreven. Het
Lid sinds
18 jaar 2 maandenRol
Het leek me een leuk idee om
Lid sinds
9 jaar 5 maandenRol
Aangrijpend, Kahlyn en mooi
Lid sinds
12 jaar 5 maandenRol
Bedankt voor je waardering,
Lid sinds
9 jaar 5 maandenRol